Lees, aansluitend op dit artikel over dikmakende zoetstoffen.

Waarom eten sommige mensen grote hoeveelheden dikmakend voedsel en komen ze geen gram aan. Anderen moeten al boeten voor een koekje. Waarom wordt de ene dik en de ander niet? Dit geheim is ontrafeld en heeft te maken met onze genen, de darmflora en het juiste voedingspa-troon. We gaan op zoek naar het lichaamsgewicht dat past bij uw per-soonlijkheid. Totaal nieuwe inzichten die oude mythes doen verbleken.

We moeten de begrippen ‘slank’ en ‘dik’ verlaten en eerder spreken over een individueel gewicht of het ideaal gewicht dat bij een constitutie past. Te lang hebben de media de slanke lijn zodanig geïdealiseerd dat iedereen overtuigd is slank te moeten zijn, wat natuurlijk een illusie is. Een gigantische afslankindustrie is hierdoor ontstaan terwijl het gehoopte resultaat voor velen onbereikbaar is. Het gevreesde jojo-effect zorgt er vaak voor dat er alleen een toename aan gewicht is met de bekende uitspraak: afslanken kent een dik einde. Nieuwe onderzoeken en praktijkervaringen zorgen ervoor dat afslanken een andere betekenis krijgt, namelijk een ideaal en gezond gewicht dat bij een persoonlijkheid en uitstraling past. Het oude verhaal van te veel eten en te weinig bewegen met bijbehorende schuldgevoelens is niet meer relevant.

Hoe zit dat met onze genen?
Onze genen bepalen onze constitutie of lichaamsbouw, de aanleg om al dan niet aan te komen, onze persoonlijkheid en ons gedrag, o.a. hoe we met lichaamsgewicht omgaan, de waarde die we hechten aan ons uiterlijk of de gevoeligheid voor de indrukken van anderen, m.a.w. hoe anderen over ons denken. Het genetisch materiaal is voor 50% afkomstig van de moeder en 50% van de vader en staat direct in verband met ouders en grootouders. Als u op zoek gaat naar de oorzaak om snel aan te komen dan moet u de familiegeschiedenis induiken. Mensen met brede schouders en/of brede heupen hebben de neiging gemakkelijk aan te komen. De genen bepalen veel, maar niet alles. Het voedingspatroon, de levenswijze en de ingesteldheid hebben een grote invloed.

De darmflora
De darmflora krijgt steeds meer belangstelling en wordt ‘het tweede brein’ genoemd omdat er een verband is tussen de dikke darm en de hersenen. De darmflora bevindt zich hoofdzakelijk in de dikke darm. Het gaat om honderdduizend miljard bacteriën, tienmaal meer dan onze lichaamscellen bij elkaar. Zij verteren de voedselresten die in de dikke darm zijn achtergebleven en zorgen ervoor dan we meer uit ons voedsel halen. De darmflora zorgt voor een goede immuniteit, maakt vitaminen, aminozuren en vetten aan. Verstoring van de darmflora zorgt voor ziekten, maar ook voor overgewicht en zorgt voor een verhoogde kans op Alzheimer. Antibiotica werken vernietigend op de darmflora. Een goede darmflora bouwen we op door een gezond en gevarieerd voedingspatroon en kan extra ondersteund worden door karnemelk, natuuryoghurt, zuurkool en groenten zoals augurken, uien enz. die in melkzuur worden bewaard. Voldoende ballaststoffen zoals ruwe vezels spelen eveneens een gunstige rol. Probiotica zijn bacteriën in poedervorm die een belangrijke bijdrage leveren aan de opbouw en het versterken van de darmflora waardoor bepaalde bacteriën in aantal toenemen, het darmslijmvlies herstellen en de stofwisseling verbeteren zodat het lichaam vet gaat verliezen.

Onderzoek toont op een verbazingwekkende wijze aan dat de samenstelling van de darmflora bepalend is voor de hoeveelheid calorieën die we opnemen en omzetten in vet. Mensen die naar overgewicht neigen hebben meer van de darmbacterie firmicutes en minder bacteroidetes. Bij slanken mensen is dit precies omgekeerd. Bovendien hebben zij een grotere diversiteit aan bacteriën. De firmicutesbacterieën breken zetmeelresten af en zetten dit om in vet. Al jaren bevelen we mensen met overgewicht met succes aan om zo weinig mogelijk zetmeel te eten zoals brood, deegwaren, havermout en andere graangerechten. Zetmeel heeft de negatieve eigenschap om vocht vast te houden. De aardappel bevat een ander zetmeel en drijft vocht af vandaar dat de aardappel boven granen is te verkiezen. De oligofructose uit ui en prei zorgt ervoor dat het buikvet afneemt en het overdreven hongergevoel vermindert.

Vetweefsel voedt zichzelf
Als het vetweefsel te sterk toeneemt, begint dit een eigen leven te leiden doordat er signalen worden uitgezonden naar de dichtstbijgelegen aderen zodat deze zich in de richting van het vetweefsel vertakken. Dit betekent dat het vetweefsel met het bloedvatenstelsel verbonden wordt en zuurstof en voedsel tot zich neemt. Men noemt dit proces ‘angiogenese’ en werd al eerder beschreven bij het ontstaan en de groei van een kankergezwel. Net als bij een kankergezwel neemt het vetweefsel in volume toe en wordt men steeds dikker. Bij de meeste afslankkuren wordt dit proces gestimuleerd zoals we dit kennen vanuit het gevreesde jojo-effect. Wie 10% van zijn lichaamsgewicht is kwijtgeraakt, heeft minder calorieën nodig en dat kan 20 à 22% zijn. Men eet minder en toch wordt men zwaarder. Het is al langer bekend dat door de calorieën te beperken het lichaam zuiniger omgaat met energie. Veel afslankingsdiëten brengen het lichaam in de war. Het lichaam maakt minder leptine aan, dit is het verzadigingshormoon dat het verzadigingscentrum beïnvloedt. Minder leptine aanmaken betekent een steeds grotere eetlust. Het gebrek aan leptine zorgt er voor dat er minder schildklierhormonen worden aangemaakt zodat de stofwisseling trager verloopt. De productie van adrenaline en noradrenaline die de stofwisseling versnellen, wordt eveneens afgeremd.

Uithongeringsdiëten
De aanleg tot gewichtstoename heeft op de eerste plaats te maken met onze genen en dat geldt ook voor de samenstelling en diversiteit van de darmflora. Wie met deze genetische aanleg is belast, doet er goed aan om daar op de juiste manier mee om te gaan. Door een uithongeringsdieet te volgen in combinatie met extreme beweging kan men flink afslanken. Men loopt echter het risico om het hart en andere organen te belasten en zo opent men de weg naar het jojo-effect. Het is verkeerd om de lat te hoog te leggen, want iedere inspanning vergroot dan het probleem. Leer uzelf te aanvaarden en verzoen u met het gewicht dat bij u past en dat kan een aanvaardbaar gewicht zijn. Sommigen die te veel afslanken, worden er niet mooier door. Overgewicht heeft niet alleen te maken met genen, verstoorde darmflora en hormonen, maar ook met een ongezond voedingspatroon. Men heeft zich te lang blind gestaard op het tellen van calorieën terwijl voedingsregels werden verwaarloosd. Er zijn nog altijd mensen die willen afslanken vanuit een totaal verkeerd voedingspatroon en dat kan niet.

Een efficiënte methode
Aan de vzw Europese Academie voor natuurlijke gezondheidszorg wordt een afslankingsmethode aangeleerd bij de opleiding tot ‘Voedingscoach – Gewichtsconsulent’. Deze opleiding is erg handig als men aan overgewicht lijdt of men anderen hierbij wenst te begeleiden. Men vertrekt vanuit een totale aanpak door eerst via een Persoonlijkheidsanalyse de constitutie, de persoonlijkheid en de aanleg voor overgewicht te bepalen, maar ook de voorkeur aan smaak en voedingsmiddelen. Dit is een totaal andere benadering dan gebruikelijk waardoor de vetstofwisseling, maar ook de waterhuishouding in de war wordt gebracht. Vanuit genetisch inzicht weet de Gewichtsconsulent precies hoe men iemand met overwicht moet aanpakken. Door het gewicht geleidelijk aan te reduceren voorkomt men angiogenese, verstoring van de stofwisseling, het jojo-effect en schakelt men over op een gezonde voeding, levenswijze en ingesteldheid. De opleiding is door BGN geaccrediteerd en de afslanksessies worden in Nederland door de zorgverzekering terugbetaald. Deze opleiding kan gevolgd worden in Maastricht en op aanvraag ook in Antwerpen, Gent of Leuven.

Voor meer informatie: www.europeseacademie.be
E-mail: europeseacademie@skynet.be

Zoetstoffen maken dik

Uit onderzoek is gebleken dat zoetstoffen die men overal toevoegt om de zoete smaak van suiker te vervangen een omgekeerd effect hebben. Ze wakkeren de eetlust aan. Zelfs als men light frisdrank drinkt, stijgt het hongergevoel. Zoetstof geeft aan de hersenen een signaal dat er zoete voeding op komst is en zet de pancreas in werking waardoor insuline vrij komt en de bloedsuikerspiegel daalt. Bij een te lage bloedsuikerspiegel kan het lichaam zelf suiker vrijmaken, maar dat is beperkt. Meestal ontstaat er een sterke drang naar voedsel en vooral naar zoet voedsel dat niet werd geleverd. Zoetstoffen zorgen niet alleen voor overgewicht, zij verstoren eveneens de bloedsuikerspiegel en dat verhoogt het risico op suikerziekte. Het is niet vreemd dat suikerziekte van het type II steeds meer voorkomt.