Een leven in dienst van de natuurlijke gezondheidszorg

Op 10 maart 2023 wordt Jan Dries vijfentachtig jaar. We wensen hem een goede gezondheid en nog vele fijne jaren om samen met zijn vrouw en kinderen te genieten van dit mooie, lange en verdienstelijk leven. Graag een woord van dank voor zijn inzet voor de natuurlijke gezondheidszorg, het vegetarisme, gezonde voeding, kruiden, persoonlijkheidsanalyse, natuurfilosofie, het milieu en zeker voor zijn vele gezondheidsartikels die, naast zijn talrijke boeken en studieboeken, om de twee weken verschijnen. Bij deze gelegenheid een interview in plaats van een artikel, een terugblik op een boeiend, gevarieerd en zinvol leven.

F.I: Proficiat met uw 85ste verjaardag. Namens de vele duizenden lezers zijn we u dankbaar voor de overvloed aan bruikbare informatie en gezonde tips.
J.D: Het geeft voldoening om na ieder artikel positieve reacties te ontvangen van dankbare lezers. In moeilijke ogenblikken put men kracht uit mijn aanmoedigende woorden. Een voeding- en gezondheidsadvies, een kruidenrecept of gezondheidsinformatie brengen licht in duistere ogenblikken. Taal is een krachtig wapen en ieder woord werkt als een schouderklopje. Sinds mijn pensionering in 2003 probeer ik vanuit mijn schaduw langs deze weg nog therapeutisch werkzaam te zijn, voldoening is immers de beste verloning. Deze verjaardag is hét moment om dankbaar te zijn voor alles wat ik gekregen en verkregen heb, dank aan iedereen die de inhoud van mijn leven hebben helpen bepalen. Vooral een woord van dank aan mijn vrouw Francine, die mijn initiatieven altijd heeft ondersteund en nog steeds de sterke spil is van ons gezin. Haar sterke persoonlijkheid, ongekende werklust, kordate houding en realistische kijk op het leven hebben ervoor gezorgd dat ik binnen de grenzen van mijn verbeelding ben gebleven. Volgend jaar vieren we onze zestigste huwelijksverjaardag. In een stabiele relatie blijven de partners zichzelf en vullen ze elkaar aan. Dank aan mijn kinderen Inge en Arne en onze schoonzoon Guy. Ondanks mijn druk professioneel leven heb ik altijd geprobeerd er voor hen te zijn. Dank aan mijn hechte familie en aan al mijn medewerkers, docenten, studenten en afgestudeerden van de Europese Academie met wie ik steeds in de beste verstandhouding heb mogen samenwerken. Dank aan mijn vele ex-patiënten voor het vertrouwen dat ze jarenlang in onze natuurgeneeskundige praktijk hebben gesteld. Dank aan de duizenden lezers van mijn artikels en boeken. Dank aan iedereen.

F.I: Wat is het geheim van uw hoge leeftijd en niet aflatende inzet terwijl zoveel jonge mensen klagen van aanhoudende vermoeidheid en het leven nog moeilijk aankunnen?
J.D: Ondanks mijn hoge leeftijd verkeer ik fysiek, mentaal en emotioneel in goede conditie. De ouderdomsverschijnselen hou ik op afstand door niet buiten de lijntjes te kleuren en het levensritme te respecteren. Een wandelstok, een looprekje of een scootmobiel horen voorlopig nog niet tot mijn leven. Om vitaal oud te worden zijn er meerdere factoren doorslaggevend zoals goede genen, een gezonde voeding en levenswijze, maar ook een portie geluk. Iedereen erft 50% de genen van zijn vader en 50% van zijn moeder. Mijn vader werd 92 jaar en was een doodgoede man, alles in zijn leven stond in het teken van anderen. Zijn behulpzaamheid kende geen grenzen. Hij is nooit ziek geweest, zijn broer werd 90 jaar en een andere broer werd slechts 64 jaar en is aan maagkanker overleden. Vader was schrijnwerker en werkte in de schrijnwerkerij van de steenkoolmijn van Zwartberg. Hij groeide op in een boerengezin, maar door de komst van de steenkoolmijnen lag het voor de hand dat hij een vak leerde. Bovendien had hij een gezin van negen kinderen en was zekerheid belangrijk. Mijn moeder is helaas, ondanks haar goede genen, op 74-jarige leeftijd aan borstkanker overleden. Haar vader werd 87, haar moeder 81 en haar broer 90 jaar. Zij heeft elf kinderen op de wereld gezet waarvan er negen in leven zijn gebleven en waarvan er nu nog zes in leven zijn. Moeder had gestudeerd, maar haar gezin stond centraal. Ze heeft bijzonder hard gewerkt, beschikte over een uitstekende gezondheid, was nooit ziek en had een enorme werklust en een groot doorzettingsvermogen. Een vrouw met een sterk karakter en een bijzondere levenskracht. Goede genen houden kanker niet tegen. Mijn eigen confrontatie met kanker, ondanks gezonde voeding en levenswijze, bevestigt de machteloosheid tegenover deze vreselijke ziekte die steeds vaker voorkomt en ernstige vormen aanneemt. Toch ben ik ervan overtuigd dat een gezonde vegetarische voeding, voldoende beweging en een positieve instelling doorslaggevend zijn voor een goede gezondheid, ook al bieden ze geen absolute zekerheid. Het leven is en blijft een ondoorgrondelijk mysterie.

F.I: Hoe ziet uw eigen levensloop eruit en wat is uw bijdrage aan uw lang en vitaal leven?
J.D: Zes jaar voor mijn geboorte was er in ons gezin, eveneens op 10 maart, een jongetje geboren met de voornaam ‘Jan’. Hij is helaas als baby overleden en ik heb zijn naam geërfd. Onze buurvrouw noemde me een ‘vervangkind’, maar zo heeft niemand in ons gezin dat ervaren. Het klinkt vreemd, maar ik heb een moeilijke start gekend. Als baby kreeg ik een longontsteking en verbleef 55 dagen in het ziekenhuis. Mijn leven hing aan een zijden draad en toch heb ik het gehaald, vermoedelijk door mijn goede immuniteit. Tot mijn twaalfde heeft mijn moeder me strenge leefregels opgelegd. Ik mocht nooit met natte voeten rondlopen, nooit op een koude dorpel of in de tocht zitten. Als kind waren zware inspanningen voor mij niet toegestaan en in de winter moest ik me extra warm kleden. De slechte start heeft geen invloed gehad op het verloop van mijn leven. Als kind heb ik onbewust en spontaan voor een gezonde levenswijze gekozen. Ik heb nooit gerookt terwijl mijn vader en broers rookten. Ik heb nooit koffie of alcoholische drank gedronken, nooit chocolade gegeten. Met gezondheid was ik niet bezig, integendeel, de bruine lap op het bord kon nooit groot genoeg zijn en de porties voedsel mochten aan de grote kant zijn. Ik deed de keuken alle eer aan, toch ben ik inmiddels al vijftig jaar vegetariër en mijn BMI is constant 26.

Oorlogsherinneringen

F.I: U bent nog van voor de oorlog, heeft u nog oorlogsherinneringen?
J.D: Mijn grootouders langs moederszijde vierden hun gouden bruiloft en de dag nadien brak de oorlog uit. Het contrast kon niet groter zijn. Mijn moeder had een afkeer van de oorlog omdat haar broer in de laatste weken van de Eerste Wereldoorlog op 27-jarige leeftijd was gesneuveld. Hij was al vier jaar in dienst bij de ruiters bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en toen kwamen er nog eens vier bittere jaren bij. Hij ligt in West-Vlaanderen, op één van de vele militaire kerkhoven, begraven. We hebben al enkele keren zijn graf bezocht. Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog zijn nog heel helder. Regelmatig werden we ’s nachts uit ons bedje gehaald om naar de kelder te vluchten en als het echt erg werd, gingen we bij de buren om de angst te delen. Op de achtergrond hoorden we bulderende kanonnen en zagen voortdurend lichtflitsen aan de donkere hemel. Vliegende bommen vlogen traag voorbij richting Antwerpen waar ze zware vernielingen hebben aangericht met vele burgerslachtoffers. Er reden tanks, militaire vrachtwagens, veel paarden en lange rijen marcherende soldaten. Angst en onzekerheid waren permanent aanwezig in ons kinderbrein.

F.I: Oorlog roept het beeld van honger en ontbering op, hoe was dat bij u als kind in oorlogstijd?
J.D: Onze ouders waren van boerenafkomst en deden al voor de oorlog aan gedeeltelijke zelfvoorziening, maar het voedsel was tijdens de oorlog eenzijdig en beperkt. Brood, aardappelen, kolen en vooral zuurkool waren de belangrijkste ingrediënten. Er werd veel haring gegeten. Moeder bakte brood van het graan dat we zelf oogsten. Vader was voortdurend bezig met het verzamelen van voedsel voor zijn groot gezin. Nieuwe kleding was er nauwelijks, het was zich behelpen. Bij onze buren waren er opgroeiende kinderen en zij hebben het heel moeilijk gehad. Ondanks de schaarste probeerde moeder af en toe wat voedsel aan te reiken. Een van de jongens deed zijn plechtige communie en vroeg aan moeder een boterham als cadeau. Tijdens de oorlog werd er veel hongergeleden. We zaten in het eerste studiejaar, de oorlog was in België net voorbij. Amerikaanse vliegtuigen vlogen over en de piloten dachten dat ze al in Duitsland waren en losten hun bommen op de kerk waar op dat moment een begrafenis plaatsvond. Vader maaide gras in de beemden in de buurt van het centrum, waar nu het stadspark is en zag alles gebeuren terwijl vier van zijn kinderen op school zaten en onze oudste broer boodschappen deed. Hij had met anderen zijn toevlucht genomen in een portaal van een café terwijl aan de andere kant de straat bezaaid was met doden. Onze school werd in een dikke, ondoordringbare stofwolk gehuld, huilende kinderen vluchten naar de kelder van de school. Het was vreselijk toen we huiswaarts keerden en een opengescheurde kerk zagen met op de enkele overeind gebleven stukken muren afbeeldingen van heiligen en engelen. Als kind ervaarden we de oorlog als permanente toestand van angst, bedreiging en onzekerheid. Loslaten lukte wel, zeker toen de bevrijding ons onderdompelde in euforie. De bevrijding werd uitbundig gevierd met optochten, kermis en feestelijkheden. Net als mijn moeder ben ik al mijn hele leven pacifist en antimilitarist. Oorlog is vreselijk, zinloos en levert alleen verliezers op. Niet aan het front, maar aan de onderhandelingstafel bereikt men vrede. De oorlog in Oekraïne blijft aanslepen en heeft een negatieve invloed op de westerse samenleving. De beelden op TV roepen herinneringen op uit mijn kinderjaren.

Een gedisciplineerde levenswijze

F.I: Hoe verklaart u uw sterk gedisciplineerde levenswijze?
J.D: Dat heeft vermoedelijk te maken met mijn persoonlijkheid. Ik was heel lang een verlegen en zwijgzaam kind dat met veel inzet langzaam ontwaakte. Aan mezelf werken is me nooit vreemd geweest. Ik groeide op in Genk, waar we nog steeds wonen. Er waren drie steenkoolmijnen en 35 verschillende nationaliteiten, nu zijn het er 78. Het multiculturele is me niet vreemd. Als tiener las ik veel, ging iedere zondag naar de bibliotheek, toonde veel belangstelling voor kunst, literatuur en geschiedenis. Ik legde persoonlijke accenten in mijn leven binnen een groot gezin van negen kinderen waarin ik opgroeide. Met mijn zussen fietsten we naar Hasselt of Maastricht. In ons groot gezin was er een sterke sociale structuur. Onze buurvrouw omschreef me als een vriendelijke jongen. Heel jong ben ik misdienaar geworden omdat er in onze buurt een groot schoolcomplex is met in die tijd veel priesterleraren die iedere dag een mis opdroegen. Er was een hoofdaltaar en drie zijkapellen en het gebeurde dat ik vier priesters gelijktijdig moest dienen. Als misdienaar ging ik regelmatig met een priester met een brandende lantaarn en een belletje naar de zieken de communie brengen. Voorbijgaande fietsers stapten af, deden hun hoed of klak af en knielden eerbiedig tot we voorbij waren.

F.I: U hebt blijkbaar een vrome en rijke Roomse jeugd gekend. Hoe staat u daar nu tegenover?
J.D: Ik ben opgegroeid in een traditioneel Katholiek Limburgs gezin met een heeroom in de familie. Godsdienst maakte toen integraal deel uit van het leven. Alles was trouwens katholiek, de school, de studentenbond, de turnkring, de voetbalclub, de fanfare, de krant, de politieke partij, het ziekenhuis en noem maar op. Op de preekstoel werd gezegd welke kranten men al dan niet mocht lezen en naar welke films we mochten kijken. Onze pastoor ging erg te keer tegen de organisatie van een plaatselijke vrouwenkoers. Begin van de jaren zestig veranderde plots alles door het concilie. Het naïeve geloof moest plaatsmaken voor een volwassen geloof en men mocht niet alles letterlijk opvatten terwijl ze het ons zo geleerd hadden. Het hiernamaals, de hemel en hel werden plots symbolische plaatsen. Duizenden priesters en kloosterlingen zijn toen uitgetreden omdat ze geen zware offers wilden dragen in ruil voor symboliek. Al lang voor het concilie heb ik mijn Roomse ballast van me afgeschud wat mijn ouders niet zo prettig vonden. Kort na de val van het IJzeren Gordijn zijn we in Polen geweest waar we onze Roomse kinderjaren herbeleefd hebben met nog echte processies en volle kerken waar men buiten stond aan te schuiven. Juist in deze tijd dat er grote behoefte is aan saamhorigheid lopen de kerken leeg. De Kerk heeft zich nooit echt gemoderniseerd. Ik heb geen spijt van mijn vrome opvoeding, het was een tijdperk waarvan we deel uitmaakten. Het Christendom is trouwens de godsdienst van de naastenliefde en is nog steeds de basis van onze westerse ethiek en cultuur en daar mogen we trots op zijn.

A.D: Hoe is uw jeugd verlopen en waar lagen uw interessegebieden?
J.D: Op mijn zestiende ging ik naar de academie voor dictie en voordracht, wat nu ‘woordkunst’ wordt genoemd. Zes jaar lang heb ik wekelijks lessen gevolgd. Ik had veel belangstelling voor moderne poëzie, o.a. voor Paul Van Ostaijen en de vijftigers, een groep dichters die bekend stonden voor hun experimentele poëzie. Ik heb drie dichtbundels geschreven, maar poëzie is nu eenmaal elitair. Wegens gebrek aan tijd ben ik slechts een korte periode actief geweest in de literaire wereld. Nog even heb ik de afdeling theater gevolgd, maar dat lag me niet, ik was te individualistisch ingesteld om in de huid van iemand anders te kruipen. Tijdens mijn studententijd ben ik heel intens met theater bezig geweest en heb talrijke theaters in Duitsland bezocht en kreeg ik de gelegenheid om repetities bij te wonen. Ik heb een fijne, creatieve jeugd vol afwisseling gehad. In mijn studententijd heb ik door heel Europa met autostop gereisd, maar ook nog nadien hebben we veel landen bezocht. Onze kinderen waren nog jong toen we met een busje een trektocht hebben gemaakt door Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne. Maar ook Marokko en het hoge Noorden hebben we bezocht. We zijn met de auto naar Turkije geweest. We hebben veel gereisd. Bij het ouder worden neemt die behoefte af en worden het eerder kleinere uitstapjes. Eind oktober zijn we nog in Parijs geweest. Nog steeds ben ik een verwoed wandelaar, maar sport heb ik nooit beoefend.

A.D: Hoe verliep uw studententijd?
J.D: Ik studeerde voor bouwkundig tekenaar aan het Hoger Instituut voor Architectuur en Toegepaste kunsten in Hasselt. Het was toen een nieuwe school die de sfeer van de wereldtentoonstelling Expo ’58 uitstraalde. Het was voor mij een openbaring, een nieuwe wereld die voor mij openging. Een deel van de docenten waren bekende kunstenaars of architecten. Docenten en studenten schreven gedichten en als declamator droeg ik regelmatig gedichten voor. Er heerste veel vrijheid en ongebondenheid. Iedere ochtend werd ingeleid met een kort inspirerend gesprek door de Directeur. De school was van de provincie, maar werd geleid door een religieuze orde die in Gent en Brussel de erg gewaardeerde Sint Lucasscholen uitbaatten, geprezen voor hun kunstonderwijs. Het was aan het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw, een tijd in volle expansie. We kregen als student al opdrachten van buren en kennissen om uit te voeren. Een van mijn schoolvrienden was Piet Stockmans, die nu een internationaal gewaardeerde ontwerper van porselein is, bekend van ‘Stockmans blauw’. Als student maakte hij decoratieve ornamenten die ik in mijn ontwerpen verwerkte. Ik heb nog voor zijn ouders een uiterst modern huis ontworpen, een langgerekte laagbouw geïntegreerd in het groene, heuvelachtige landschap. We zien elkaar sporadisch omdat we het nog erg druk hebben. Tijdens een van onze ontmoetingen maakte hij de opmerking dat wij de twee enige van onze school zijn die het ver hebben geschopt. Een mooi complement.

Professionele loopbaan

A.D: Hoe verliep uw professionele loopbaan?
J.D: Na mijn studies heb ik meteen een eigen teken- en ontwerpbureau opgericht. Dat was niet zo moeilijk omdat we als student al zoveel opdrachten kregen. Verder had ik me gespecialiseerd als kleuradviseur. We hadden een kleine beroepsvereniging van kleuradviseurs in Antwerpen. Bekende mensen uit dit vakgebied werden uitgenodigd voor een lezing of bijscholing. De beroemde Nederlandse architect Rietveld, bekend van zijn kleurrijke stoel, was een van de sprekers. Verder herinner ik me nog een Zweedse kleurspecialiste die een lezing gaf over de functionele toepassingen van kleuren zoals de oranjekleur voor een bulldozer of de combinatie zwart/geel voor gevaar enz. Deze beroepsvereniging heeft niet lang standgehouden. Regelmatig kreeg ik opdrachten voor kleurprojecten. Op zekere dag werd ik uitgenodigd om een nieuwgebouwd gemeentehuis in Neeroeteren in kleur te zetten, een modern internaat in Genk, het Atheneum in Diest en vooral vele interieurs, winkels en andere projecten. Als kleuradviseur kwam ik in contact met verffabrieken en schildersbedrijven. Er werd me voorgesteld om in de verkoop te stappen zodat ik gratis kleuradviezen kon aanbieden. Dat heb ik toen gedaan hoewel ik geen enkele binding had met de commerciële wereld. In Duitsland leerde ik een bedrijf kennen dat decoratieve verven en sierpleisters op basis van kunstharsen produceerde. Een prachtig aanbod met enorm veel mogelijkheden. Ik was 26 jaar toen me werd voorgesteld om deze producten in België onder licentie te produceren en zo werd ik verffabrikant en bouwde een eigen bedrijf uit. We hebben grote hoeveelheden sierpleisters geëxporteerd naar Koeweit en Congo. Mijn ontwerp- en tekenbureau heb ik nooit opgegeven, creativiteit is nog steeds de rode draad in mijn leven. Omdat mijn cliënten het vaak moeilijk hadden om uitvoerders te vinden, besloten we om zelf met twee ploegen te starten die voor de uitvoering van exclusieve ontwerpen zorgden. Het werden drie bedrijven onder één hoed.

F.I: Hoe is het te verklaren dat u als succesvolle industrieel op zeker moment alles verlaat om u geheel te wijden aan de natuurlijke gezondheidszorg?
J.D: Ik heb altijd een sterke binding met de natuur gehad en volgde op zeker moment de opleiding tot natuurgids. In Zwitserland leerden we tijdens een vakantie een groep oudere, vitale vegetariërs kennen. Ze maakten een zodanige indruk op ons dat we beslist hebben om vegetariër te worden. Ik kende niets van voeding en zocht mijn toevlucht bij de Nederlandse Vegetariërsbond. Op hun aanraden stichtte ik in 1976 deVegetariërsbond in België. We hebben echt pionierswerk verricht en organiseerden iedere eerste zondag van oktober de Werelddag van het Vegetarisme waaraan 400 à 500 mensen deelnamen. Een van de eerste leden was Prof. Hebbelinck van de Vrije Universiteit van Brussel. Hij was vegetariër sinds zijn geboorte en had goede contacten met de Europese (EVU) en Internationale Vegetarische Unie. (IVU). Hij is inmiddels 92 en zijn broer 94 jaar, maar beiden zijn nog heel vitaal en helder van geest. Om mijn kennis over voeding en gezondheid te verruimen, besloot ik om de opleiding Heilpraktiker (natuurgeneeskundig therapeut) in Duitsland te volgen en meldde me aan bij de Heilpraktikerschule van Dr. Hart in Solingen (D) en studeerde er tussen 1973 en 1978. De theoretische lessen waren op basis van afstandsonderwijs, de praktijklessen gingen gedurende een hele week door per therapie in de buurt van Solingen. Het practicum vond op zaterdagen in Keulen plaats in de praktijk van een Heilpraktiker. Omdat ik nog beroepshalve actief was, heb ik mijn studies over vijf jaar gespreid. Iedere eerste zaterdag van de maand was er een bijeenkomst ergens in het Ruhrgebied waar een spreker een bepaalde ziekte met bijbehorende therapieën besprak. Daarnaast heb ik in Duitsland en in Nederland nog achttien verschillende korte en langere opleidingen gevolgd. Nog iedere dag studeer ik door me te verdiepen in de medische en natuurgeneeskundige literatuur.

Een leven als therapeut

F.I: Hoe verliep de start van uw nieuw leven als therapeut?
J.D: Met mijn bedrijf ben ik gestopt en gezien het bedrijfsgebouw afbetaald was en verhuurd werd, hadden we een inkomen. Op ons huis bouwden we er een verdieping overheen dat als kuurhuis voor zeven gasten werd ingericht. We kozen ‘Windhalm’ als naam omdat het een taaie grassoort is dat tegen een stoot kan. Mijn vrouw stond in voor de maaltijden en haar kookkunst werd bijzonder goed gewaardeerd. Er zijn gasten meerdere keren langsgekomen om van haar heerlijke vegetarische maaltijden te genieten. Mijn taak was de kuurgasten op te vangen, te behandelen en te begeleiden. Na hun verblijf van een of twee weken kwamen ze terug om hun behandeling voort te zetten. Zo kreeg ik spontaan een praktijk die sterk aangroeide. Na een jaar hebben we het idee van ons kuurhuis opgegeven omdat we in Genk en in Antwerpen een drukbezochte praktijk hadden.

F.I: En dan kwam de Europese Academie voor natuurlijke gezondheidszorg, ook dat is een heel verhaal.
J.D: Naast de Vegetariërsbond hadden we de vzw Nieuw Leven (1979-1989) opgericht met als doel de natuurlijke levenswijze helpen te verspreiden. Nadien zijn we van naam veranderd in Naturalis. Mijn eerdere medewerkster Assunta was meegekomen om de administratie te verzorgen en nieuwe activiteiten helpen uit te bouwen. We hadden twee tijdschriften ‘De Vegetariër’ en ‘Natuurleven’. We organiseerden kruidenwandelingen, lezingen, workshops, maar ook open cursussen in Antwerpen rond voeding, kruiden en natuurgeneeskunde. De cursussen werden druk bezocht, op zeker moment zaten er zes artsen in de klas. Door mijn opleiding in Duitsland was ik toen de enige opgeleide alternatieve therapeut in België. In Wallonië was een groepje fysiotherapeuten die in Duitsland een korte opleiding van enkele weken hadden gevolgd en zich ten onrechte ‘Heilpraktiker’ noemden. Ze maakten zich zorgen over hun voortbestaan binnen de EU die toen vorm begon te krijgen. Er werd bij me aangedrongen om een school op te richten en zo ontstond de Europese Academie. Voordien was ik vier jaar docent geweest aan de Academie van natuurgeneeskunde in Bloemendaal (1982-1986) en vier jaar in Amsterdam (1984-1988). Ook daar werd aangedrongen om in België met een school te starten. Onderwijservaring had ik inmiddels opgebouwd. De Europese Academie startte in 1988 in de Brusselse rand. Het was meteen een succes met 56 studenten.

F.I: De Europese Academie is nog steeds een begrip voor kwaliteit binnen de alternatieve wereld. Merkt u haar invloed op onze samenleving?
J.D: Omdat in deze periode veel belangstelling uitging naar de Europese integratie kozen we de naam ‘Europese Academie’ maar ook omdat onze opdracht, de natuurlijke gezondheidszorg, een Europese boodschap is. Het is misschien een goed idee om de evolutie van de Europese Academie in het kort te schetsen om aan te tonen dat het succes te wijten is aan een hecht en overtuigd team dat ononderbroken vanuit idealisme het beste van zichzelf geeft. Ik ben iedereen dankbaar die op zijn manier een bijdrage heeft geleverd aan dit succes. Al heb ik het zaadje gelegd in de vruchtbare bodem, het zijn de medewerkers die voor de kiemkracht hebben gezorgd. Na een jaar hebben we Brussel verlaten en zijn we opgesplitst in twee scholen, een in Antwerpen en in Gent.

Fabiënne nam de taak op haar om de school van Antwerpen te leiden en verder te ontwikkelen. Ze deed dat succesvol door haar gedrevenheid, haar administratieve talenten, haar boekhoudkundige inzichten, voorzichtigheid en vooral haar doorzettingsvermogen. Ze slaagde erin om vanuit het hoofdkantoor in Genk de touwtjes stevig in handen te houden. Fabiënne heeft altijd kunnen rekenen op een uitzonderlijk goed team van docenten en plaatselijke medewerkers. Zij zijn de drijvende kracht zodat de Europese Academie van Antwerpen nog steeds een school is die bruist van enthousiasme en met een sterke saamhorigheid.

In Gent heeft Nini vanaf de eerste dag de leiding op haar genomen en wist een volwaardige school uit te bouwen. Met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en een grote gedrevenheid heeft zij zich altijd sterk verbonden gevoeld met ‘haar’ school. Ze voert nog steeds een streng, maar eerlijk beleid. Door haar correcte houding weet ze bij haar docenten en studenten gezag af te dwingen. Bovendien is er haast dagelijks contact tussen Gent en Genk. Nini kon meteen rekenen op de steun van een student, Jan Margodt, die na iedere les vroeg of hij iets voor haar kon doen.

Jan Margodt volgde in Gent de opleiding Herborist en nadien Gezondheidstherapeut. Hij werd nadien een erg gewaardeerde docent en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de fytotherapie (kruidengeneeskunde) en de aromatherapie. Vanuit zijn natuurvoedingswinkel en zijn eigen kruidenatelier heeft hij een ongeziene ervaring opgebouwd en uitgedragen naar onze Gezondheidstherapeuten, Fyto- en aromatherapeuten en Herboristen. Al vele jaren plukt hij zijn kruiden in het zuiden van Franrijk. Jan Margodt is voorzitter van de Directieraad en is de grote specialist in de fyto- en aromatherapie. Hij heeft een uitzonderlijke kennis en ervaring opgebouwd rond blindengeleidehonden en ligt aan de basis van onze opleiding Dierenverzorging met kruiden.

Assunta heeft de school van Maastricht geleid tot ze twee jaar geleden met pensioen is gegaan. Ze wist deze school op een hoog niveau te brengen, kende haast iedere student persoonlijk en had met hen een sterke binding opgebouwd. Ze kon steeds rekenen op de steun van Marian die er als coördinator werkzaam is en nu nog altijd alles in goede banen leidt. Assunta was bij de studenten en docenten erg geliefd. Veel studenten kwamen haar op het hoofdkantoor in Genk opzoeken om hun hart te luchten, problemen te bespreken en op te lossen, want Assunta wist twijfelaars over de streep te trekken en heeft nog steeds een luisterend oor. Zij heeft ook enkele succesvolle symposia georganiseerd. Bij mijn pensionering in 2003 nam ze de leiding van de Europese Academie op haar. Tijdens de diploma-uitreiking zorgde ze steeds met haar landgenote Nutca voor een Italiaans buffet. Assunta’s naam blijft natrillen bij docenten en oud-studenten. Wij hebben 48 jaar samengewerkt en een lange gemeenschappelijke weg afgelegd. Door corona was de school van Maastricht twee jaar gesloten en gingen de lessen noodgedwongen online of in Genk door. Nederlands en Belgisch-Limburg vormen nog altijd één gemeenschap die haar eigenheid niet heeft verloren. De avondopleidingen gaan in Maastricht door en de dagopleidingen in Genk.

De school van Leuven is twintig jaar lang eveneens succesvol geweest. Door heroriëntering van de scholen in het Leuvense, was het niet meer mogelijk om klaslokalen te huren. De lessen gingen door in het Sint Pieterscollege, midden in de oude stad. Er was een dag- en avondopleiding en het aantal studenten lag even hoog als bij onze drie andere scholen. De school werd geleid door Arne, onze zoon. Ik gaf les in de dagopleiding en reed na de les door naar Antwerpen om er nog eens drie uren les te geven in de avondopleiding. De andere dagen werkte ik in onze drukbezochte praktijk, begeleidde docenten, werkte leerplannen uit en schreef artikels en boeken. Ter vervanging van de school in Leuven werd de school in Genk geopend. Arne heeft nu de leiding van de school in Genk en Maastricht op zich genomen. Tijdens de corona organiseerde hij de onlinelessen voor de vier leslocaties en staat nu nog in voor de digitalisering van een aantal lessen binnen de vier scholen. Hij is trouwens goed thuis in de digitale wereld. Arne heeft een levend contact met docenten en studenten en wordt erg gewaardeerd voor zijn openheid, vriendelijkheid, directheid en hulpvaardigheid.

Tot ons team behoort ook Albert, die als vrijwilliger werkzaam is en als stille kracht achter de schermen werkzaam is. Hij beheert de website, zorgt voor de digitale verzending van de artikels en voert nog enkele taken uit. Ieder jaar loopt er een student van de Hogeschool PXL stage bij ons op het hoofdkantoor en verzorgt de sociale media en leidt ons naar vernieuwing. We hebben een nauwe samenwerking met deze hogeschool opgebouwd.

F.I: Heeft u een idee hoeveel mensen een opleiding aan deze vier scholen hebben gevolgd?
J.D: Dat is moeilijk te achterhalen, maar het zijn er duizenden. Vele jaren telden we per school gemiddeld 250 studenten, dat zijn er duizend voor de vier scholen samen. We hadden vele jaren het monopolie, maar er zijn nu meerdere gelijkaardige scholen. Gedurende 35 jaar heeft de Europese Academie duizenden mensen opgeleid in diverse disciplines zoals Gezondheidstherapeuten, Voedingsconsulenten, Coaches, Herboristen, Fytotherapeuten, Aromatherapeuten enz. Veel mensen volgen een of meerdere open cursussen of nemen deel aan een workshop. De invloed op de samenleving gedurende deze vijfendertig jaren is duidelijk zichtbaar. Onlangs volgde ik op TV een uitzending over gezinshulp en zag hoe iemand een fruitmaaltijd voor een kankerpatiënt bereidde. Dit idee komt rechtstreeks van de Europese Academie waar we al vijfendertig jaar de boodschap uitdragen: ‘Geen dag zonder fruit’ terwijl we bij kanker extra fruitmaaltijden aanbevelen. Het aantal veganistische restaurants is op enkele jaren tijd toegenomen. Voor de oprichting van de Europese Academie was er niets op dit vlak en nu spreekt iedereen over gezonde voeding, kruiden, etherische olie, relaxatie enz. We hebben de weg geopend en velen hebben ons gevolgd. De wereld is veranderd, de mentaliteit is verhard, brutaal en egocentrisch geworden terwijl de onzekerheid en vertwijfeling toeneemt. Nooit eerder was de nood aan onze boodschap zo groot. Uiteraard kunnen wij met gezonde voeding en natuurlijke levenswijze de maatschappelijke problemen niet oplossen, maar we tonen wel de weg. De Europese Academie is na vijfendertig jaar nog springlevend, onze boodschap is van inhoud universeel. Misschien moet de verpakking anders, eigentijds en eigenzinnig zodat de verblinde samenleving ons sneller vindt. Dit is een flinke uitdaging.

F.I: Onze samenleving is totaal gecommercialiseerd, alles draait om geld en kortstondig materieel genot. Is daar nog ruimte voor uw boodschap?
J.D: Onze samenleving is in staat van ontbinding, het milieu is zodanig vervuild en de maatschappelijke druk is zo groot dat het steeds moeilijker wordt om te overleven. Men stelt vast dat de hersenen en organen van een foetus al zijn aangetast. Het degeneratieproces zet zich verder, mensen worden steeds zwakker en vatbaarder voor ziekten. Een kleine groep wordt inderdaad steeds ouder en komt vaak in de media terecht, maar dat zijn mensen van mijn generatie, van voor de oorlog. De sterke toename van kanker en de ziekte van Alzheimer is verontrustend, maar ook niet vreemd. Mensen voeden zich met voedsel uit de fabriek dat bestaat uit aangetaste nutriënten, zit vol met goedkope vulstoffen om de prijzen te drukken en E-nummers om de producten langer verkoopbaar te houden. In mijn boek ‘Natuurvoeding voor dagelijks gebruik’ dat in 1978 verscheen, toon ik aan dat voedsel niet kan geïndustrialiseerd worden. Niet alleen de fysieke, ook de mentale en emotionele gezondheid is zwaar aangetast. Alles draait vierkant, de overheid maakt voor ieder maatschappelijk probleem geld vrij, maar lost de problemen niet op. We sukkelen van de ene crisis in de andere. Er is geen bezwaar tegen digitalisering, maar als de smartphone het leven bepaalt en er geen plaats meer is voor ‘de mens van vlees en bloed’ dan wordt het leven onleefbaar. De digitalisering van de dienstverlening is nu al een grote ramp. Ouderen voelen zich analfabeet en vervreemd in deze samenleving met al die aanraakschermen en inloggen. Ook jongeren hebben het moeilijk om hun diepste probleem met een robot te bespreken. Onze samenleving wordt steeds anoniemer. Ieder fysiek contact ontbreekt in deze virtuele wereld waarin we terecht zijn gekomen en waar een warm kloppend hart ontbreekt. Tijdens de corona leden veel mensen aan huidhonger, maar ook zonder corona ontbreekt het aan warmte en genegenheid. Zolang de mens met standaardicoontjes zijn emoties digitaal uitdrukt, zitten we in een neerdalende spiraal. Toch is er hoop, het begint bij veel mensen door te dringen dat het geluk in de eenvoud van het leven is te vinden. Veel mensen kiezen voor het echte leven in harmonie met zichzelf en de omgeving. Op het vlak van herbruikbare energie, recyclage en milieu zitten we in een positieve stroomversnelling. De overheid heeft oog voor biologische landbouw, milieubescherming, dierenrechten, afremmen van de stikstofuitstoot enz. Als moderne mens zitten we in een overlevingsmodus. De enorme solidariteit bij de zware aardbeving in Turkije en Syrië toont aan dat de mens nog steeds een waardevol wezen is. Het is niet de mens, maar de leiders en de commerciële wereld die de samenleving in probleem brengt.

En toen kreeg ik kanker

F.I: Hoe hebt u de confrontatie met deze vreselijke ziekte ervaren?
J.D: Ieder jaar liet ik een bloedonderzoek uitvoeren dat altijd als goed werd beoordeeld. Op 12 juni 2017 was mijn PSA, de waarde voor de prostaat, flink omhooggeschoten. De huisarts maakte zich zorgen en raadde me aan een uroloog op te zoeken. Voor half september kreeg ik nergens een afspraak. Gelukkig heb ik een gepensioneerd uroloog gevonden die nog op woensdag patiënten ontving. Hij belde naar zijn ex-collega’s in het ziekenhuis en regelde al mijn afspraken. Twee jaar voordien had onze dochter een agressieve vorm van borstkanker gekregen. In mijn directe familie zijn we met vijf kankerpatiënten, alleen onze dochter en ik hebben de ziekte overleefd. Mijn vrouw heeft onze dochter bij ieder ziekenhuisbezoek begeleid. Het was voor haar zwaar om twee jaar later opnieuw in dezelfde wachtzaal tussen al die kankerpatiënten te zitten en alles opnieuw te beleven. Daarom stelde ik haar voor om enkel bij het bespreken van de uitslag of een evaluatie mee te komen. De uroloog stelde een hormonale kuur van drie jaar voor, het is er eentje van negen maanden geworden. Een dergelijke kuur heeft als bijwerking opvliegers zoals vrouwen in de menopauze. Niet prettig tijdens een wandeling, want dan vloeit alle energie weg. Er werden 38 bestralingen voorgesteld. Het is een vreemd gevoel om in een bestralingsmachine plaats te nemen in een afgesloten bunker. Als u in de juiste positie ligt tussen de aangegeven infrarode lichtstralen wordt het licht gedempt, het personeel verlaat de bunker en ze volgen u dan van op afstand op een scherm. Van de bestraling heb ik niets gemerkt, maar ik gebruikte iedere dag stuifmeel, een wondermiddel bij bestraling. Ik had besloten niet eigenzinnig te zijn en me neer te leggen bij alle instructies. Op zeker moment vroeg een verpleegkundige me of ik ook uit de medische sector kwam omdat ik zoveel wist. Dat verraste me, het is blijkbaar moeilijk om zijn persoonlijkheid te camoufleren. In mijn praktijk heb ik meer dan duizend kankerpatiënten begeleid met mijn ‘kankerdieet’ dat ik tijdens deze periode zelf hebt toegepast. Nu vijf jaar later is alles safe en laat ik mijn PSA-waarde om het halfjaar controleren.

Auteur van gezondheidsboeken

F.I: Hoe bent u auteur geworden?
J.D: Als kind al schreef ik veel. Mijn moeder zei vaak ‘wat zit hij daar toch te schrijven?’ Mijn grootvader aan vaderskant was een eenvoudige boer die tijdens zijn legerdienst de brieven schreef voor de andere soldaten. Zijn zoon studeerde zes jaar lang voor monnik in een kloosterschool en hij schreef hem om de twee weken een brief. Voor mijn familie heb ik deze brieven in boekvorm uitgegeven. Ik erfde van mijn grootvader zijn vlotte pen, van mijn vader zijn rijke verbeelding en van mijn moeder haar enorm geheugen. Ik heb nooit een agenda bijgehouden, nooit nota’s genomen en werk en leef nog steeds vanuit mijn hoofd. Door de combinatie van deze kwaliteiten ben ik auteur geworden. Als student schreef ik op school bijna helemaal alleen de studentenkrant vol, later heb ik jarenlang een wijkkrantje, het tijdschrift ‘De Vegetariër’ en ‘Natuurleven’ uitgegeven. Ik ben nog steeds redactioneel medewerker van het Nederlands tijdschrift ‘De natuur uw arts’. Mijn eerste boek ‘Natuurvoeding voor dagelijks gebruik’ verscheen in 1978. Sinds de oprichting van de Europese Academie voor natuurlijke gezondheidszorg met zijn vier scholen, heb ik talrijke cursusboeken geschreven. Ik heb mijn schrijftalent genetisch overgeheveld op onze dochter die professionele teksten schrijft voor het bedrijfsleven.

F.I: Uw boeken zijn in meerdere talen verschenen, waaraan hebt u dat te danken?
J.D: Alles is spontaan gekomen. Ik heb nooit bij een uitgever aangeklopt. Mijn boeken werden door een Engelse uitgever opgemerkt en ze verschenen in Engeland, de VS en Australië. Daarna verschenen ze in het Spaans, Duits, Russisch, Pools en Bulgaars. Mijn boek ‘Er is hoop als kanker toeslaat’ werd in het Engels vertaald onder de titel ‘The Dries Cancer Diet’. Ik heb dit boek op een kankercongres in London mogen voorstellen. Prof. Hebbelinck van de VU Brussel verbleef vaak in de VS en zag in een bekende boekenwinkel in New York mijn boek tentoongesteld en hij heeft er een foto van gemaakt. In dat boek heb ik het verband gelegd tussen de genezende werking van fruit en kanker. Een student was op vakantie in Australië en vond daar in een boekhandel een boek van me. Fruit wordt opnieuw gezien als een belangrijk en vooral genezend voedingsmiddel en daar heb ik zeker een bijdrage aan geleverd.

F.I: Al deze successen moeten toch uw eergevoel en ijdelheid strelen? U kunt daar toch niet onberoerd bij blijven?
J.D: Tijdens een lezing werd ik door iemand ingeleid met de woorden: ‘Jan Dries heeft één groot nadeel en dat is zijn bescheidenheid!’ Bescheidenheid is voor mij een positieve kwaliteit en past bij mijn toch eerder introverte persoonlijkheid. Ik ben gelukkig geen tafelspringer. Als ik met mijn vrouw een boekenwinkel bezoek, zegt ze soms ‘kijk, daar staan uw boeken.’ Dat laat u niet onverschillig en daar ben ik trots op, maar het is geen reden om naast uw schoenen te lopen. In de bibliotheek in onze woonkamer stond geen enkel boek van mij. Pas bij gelegenheid van mijn verjaardag heb ik een heel schap gevuld. Er wordt soms gevraagd hoeveel boeken ik heb geschreven. Precies weet ik het niet, maar met de vele studieboeken erbij zijn het er minstens honderd. Een boek is voor mijn een middel om mijn boodschap uit te dragen.

F.I: Sinds corona zijn er zes boeken verschenen. Hoe verklaart u dit succes op hoge leeftijd?
J.D: De gezondheidsproblemen zijn enorm groot en veel mensen zijn op zoek naar hulp. Mijn huidige uitgever ‘Sterck en de Vreese’ is een jaar voor de uitbraak van de corona opgericht en is in enkele jaren tijd uitgegroeid tot een belangrijke uitgeverij met een enorm aanbod aan diverse onderwerpen (zie www.sterckendevreese.nl). Ze vroegen me om een ingestuurd manuscript van een kruidenboek te beoordelen. Het was ronduit een slecht boek. Mijn boek ‘Genezen met kruiden’ werd meteen uitgegeven en was een groot succes, een tweede druk volgde. Bij de uitbraak van corona werd me gevraagd hier een boek over te schrijven. Al in april verscheen mijn boek ‘Immuniteit, het beste wapen tegen corona’ als eerste boek over corona in het Nederlands taalgebied. Het was, gezien de actualiteit, meteen uitverkocht en er volgde een tweede druk. Er verschenen inmiddels zes boeken: Genezen met kruiden, Immuniteit, Genezen met voeding, Platte buik in enkele weken tijd…, Alzheimer, Altijd moe en in de zomer verschijnt mijn zevende boek bij deze uitgever ‘Wieden in uw emotionele tuin’ en er zijn al afspraken gemaakt voor 2024. Ik heb nog een aantal boeken geschreven die niet zijn uitgegeven, o.a. een boek over Vincent Van Gogh, waarin ik zijn psychische problemen koppel aan zijn artistieke aspecten.

F.I: Vanwaar uw interesse voor de ziekte van Alzheimer?
J.D: Mensen van mijn generatie werden door deze vreselijke ziekte getroffen en takelden binnen het jaar af of stierven. Bovendien vermelden medische bronnen dat de ziekte in opmars is. Ik heb me intens verdiept in deze moeilijke neurologische aandoening met weinig positieve ontwikkelingen. Onderzoekers staan machteloos. Tijdens mijn zoektocht stelde ik vast dat een aantal onderzoekers en auteurs ervan uitgaan dat er meer aandacht moet gaan naar gezonde voeding en levenswijze en dat sluit aan op mijn overtuiging. Iedereen heeft angst om ooit alzheimer te krijgen en toch wimpelt men het af dat het iets voor later is. Nochtans begint, volgens recente onderzoekers, de ziekte al op dertigjarige leeftijd, maar uit zich pas veel later. Onlangs vertelde me iemand dat zijn zus aan alzheimer leed en dat hij erg veel aan mijn boek heeft gehad. Een beter inzicht zorgt voor meer begrip en een betere begeleiding. Uiteraard heeft de sterke toename van deze ziekte te maken met milieuvervuiling, E-nummers, industrieel voedsel, het gebruik van sommige medicijnen, stress enz. Voor vrouwen is dementie de belangrijkste doodsoorzaak.

F.I: Voeding is een belangrijk en misschien uw meest bestudeerde onderwerp, vanwaar die belangstelling?
J.D: In mijn pioniersperiode ging veel aandacht uit naar volle granen. Het was Lima die granen en peulvruchten via de natuurvoedingswinkels leverde en de Macrobiotiek lanceerde een voedingswijze die op Chinese filosofie was gebaseerd. Ik was met zelfgebakken brood groot geworden, maar thuis werd ook veel rauwkost gegeten en fruit uit de eigen boomgaard. Ik kon me niet verzoenen met een overwegende graanvoeding. Mijn uitgangspunt was dat alleen voedsel dat men rauw en onbewerkt kan eten, menselijk voedsel is. In de bibliotheek bladerde ik door een boek over dieren en viel mijn blik op het verteringsstelsel van een kip. Toen werd het me duidelijk, niet de mens maar de kip is een granivoor. Ik heb een tijd gepleit voor een graanvrije voeding, maar de granen zijn zo diep in onze voedselcultuur geworteld dat dit een utopie is. Al jaren pleit ik voor een matig gebruik van granen. Granen zijn rijk aan zetmeel en worden langzaam afgebroken tot enkelvoudige suikers terwijl fruit en bessen enkelvoudige suikers leveren. Het lijkt me logisch dat men beter fruit dan brood kan leveren. Men heeft meer aan een appel dan aan een boterham. Snel kwam ik erachter dat er omnivoren, carnivoren, herbivoren, granivoren en fructivoren zijn en dat de anatomie en de fysiologie van het verteringsstelsel bepalen welk voedsel voor de mens het best geschikt is. Daardoor staan de vruchten centraal in mijn voedingssysteem zoals fruit, bessen, watervruchten, noten, zaden en pitten die we best aanvullen met allerlei soorten groenten. Niet alleen wat we eten is belangrijk, maar ook hoe we eten. Vandaar het nut van voedingsregels zoals voedselcombinaties, het zuur-base evenwicht enz.

F.I: Wat is het verschil tussen vegetarisme en veganisme?
J.D: Het vegetarisme is een ethische beweging die steunt op geweldloosheid, vandaar het niet gebruiken van voedsel afkomstig van gedode dieren. Veganisten zijn consequent en eten niets van het dier. Vegetariërs gebruiken melk, melkproducten, eieren en honing en hechten veel belang aan gezonde voeding en vormen een uitgesproken voedingsbeweging. Bij veganisten staan de dierenrechten centraal. Zij gebruiken veel vervangvoeding zoals vervangvlees, vervangkaas, vervangmelk enz. Ze gebruiken veel producten op basis van soja, wat zeker niet is aan te bevelen. Nochtans kan een veganistische voeding zeer gezond zijn als men afziet van al dat imitatievoedsel en zich beperkt tot natuurlijke voedingsmiddelen. Aan de Europese Academie studeren heel wat veganisten en zij weten beter. Het veganisme heeft een gunstige invloed op het milieu en vermindert de stikstofuitstoot drastisch. Ik sta voedkundig gezien honderd procent achter een gezonde veganistische voeding, maar het vegetarisme sluit beter aan bij de klassieke voeding en dat biedt soms praktische voordelen op restaurant. We zeggen: ‘Wij eten alles, behalve vlees en vis.’ en dat is voor iedere kok snel begrepen. Ik zie voeding iets ruimer vanuit zijn therapeutische mogelijkheden. Melk is het beste middel bij het behandelen van een oedeem op voorwaarde dat men geen slijmen aanmaakt. Kaas bevat bacteriën die bijzonder goed zijn voor de opbouw van de darmflora (microbioom). Yoghurt en andere melkzure producten activeren de darmwerking en hebben een ontstekingsremmende werking. Honing is een wondermiddel, niet alleen om wonden te behandelen, maar ook om de hersenen en zenuwen te sterken.

A.D: U heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de herwaardering van de kruiden. Van waar deze belangstelling?
J.D: In de jaren zeventig van de vorige eeuw was het gebruik van kruiden zo goed als onbestaande. Er waren slechts enkele verouderde kruidenboeken. De bevolking werd zich bewust van de gevaren van de bijwerkingen van medicijnen. Tijdens mijn opleiding ging er aandacht naar kruidenmiddelen, maar niet naar kruiden als plant. Het gebruik van kruiden was een goed alternatief om de gezondheid te verbeteren. Ik leerde Fik Seymus kennen die zich in deze materie al eerder had verdiept. Als natuurgids was de weg naar de kruiden klein. Binnen de Europese Academie heb ik me extra ingespannen voor de opleiding Herborist. Kruiden kennen nu een enorme belangstelling, maar ook de fytotherapie is zeer begeerd. Kruiden zijn planten die rechtstreeks lichtenergie opvangen en licht omzetten in genezende inhoudsstoffen. Onze Herboristenopleiding is een echte topopleiding. Onze studenten leren de kruiden kennen, plukken, drogen en verwerken tot allerlei kruidenmiddelen voor de gezondheid, lichaamsverzorging, huishoudelijk gebruik en cosmetica.

En hoe gaat het nu verder?

F.I: Is 85 het einde van uw actieve fase of hebt u nog plannen?
J.D: Wetenschappers, kunstenaars en auteurs gaan zoals iedereen op 65 jaar met pensioen, maar ze behouden hun statuut en kunnen zolang ze willen actief blijven. Stoppen is zeker geen optie, maar ik zal me toch moeten aanpassen om niet al mijn energie op te gebruiken. Halve dagen actief op de Europese Academie zie ik wel zitten. Misschien wat meer thuis zijn en mijn vrouw helpen in de tuin. Er verandert niet zoveel, genieten heb ik heel mijn leven al gedaan. Bij het ouder worden past men zich spontaan aan. Het levensritme vertraagt, men neemt minder risico’s en relativeert gemakkelijker. Vroeger werkte ik 15 uren per dag, nu zijn er dat nog 7. Mijn belangstelling voor het wereldgebeuren is nog groot, daarom volg ik iedere dag het nieuws in België, Nederland en Duitsland en lees ik iedere ochtend de krant en in het weekeinde kunnen het er ook twee zijn. Met mijn laptop in de buurt en tussen de boeken zal ik me nooit vervelen. Een hele dag achter mijn laptop zitten, is me niet vreemd, maar ik sla hem ook op tijd en stond dicht om met mijn vrouw te gaan shoppen, een wandeling te maken, een terrasje te doen of samen met de kinderen op restaurant te gaan. We bezoeken regelmatig tentoonstellingen en kunstgalerijen. Er verandert eigenlijk niet zoveel bij het ouder worden. In tegenstelling tot vroeger er is niets wat nog moet. Ouder worden wordt te gemakkelijk vereenzelvigd met beperkingen, maar zover mag men het niet laten komen. Mijn conditie is nog goed, maar dat heeft men niet in de hand. Een ongelukkige val of een onverwachte ziekte kan het leven helemaal veranderen. Ik wil niet gulzig zijn, maar mijn grote wens is om nog wat jaartjes hier te blijven. De cardioloog die we om de twee jaren bezoeken, noemde ons onlangs nog: ‘twee kranige oudjes’. Laten we het zo houden.

F.I: Dank voor dit open gesprek en we wensen u nog vele actieve jaren.
J.D: Dank u.