Er wordt vaak de vraag gesteld of voeding het bloed al dan niet kan verzuren. Het zuur-base evenwicht is een ingewikkelde theorie die we heel eenvoudig kunnen uitleggen. Laten we voorop stellen dat de zure smaak niets te maken heeft met het zuur-base evenwicht. Citroensap is erg zuur, maar heeft een ontzurende werking. Tomaat is licht zuur van smaak en heeft eveneens een ontzurende werking. Dat zorgt vaak voor verwarring. Voedingsmiddelen met een zuuroverschot zijn geconcentreerd en rijk aan calorieën. Ze bevatten veel voedingsstoffen (eiwit, vet, koolhydraat) en weinig water, met uitzondering van vlees. Deze voedingsmiddelen kennen we als granen, peulvruchten, noten, zaden, pitten, kaas, vlees, vis enz. Ze zijn vooral rijk aan eiwit en niet-metalen (mineralen). Deze niet-metalen zetten zich om in zuren zoals fosfor dat fosforzuur wordt. Dit betekent niet dat al deze voedingsmiddelen ongezond zijn, integendeel. We hebben er weinig van nodig en ze geven snel een verzadigingsgevoel.

 

Daarnaast hebben we voedingsmiddelen met een base-overschot. Ze zijn arm aan calorieën doordat ze weinig voedingsstoffen en veel water bevatten. Tot deze voedingsmiddelen behoren fruit, bessen, watervruchten, bladgroente, wortel- en knolgewassen en melk. Ze zijn rijk aan metalen (mineralen) die zich in base omzetten. We eten er grote hoeveelheden van voor er een verzadiging optreedt. In feite leert de natuur ons omgaan met het zuur-base evenwicht. Als vuistregel gaat men er vanuit dat we maximaal 20% voedingsmiddelen met een zuuroverschot nodig hebben tegenover minimaal 80% voedingsmiddelen met een base-overschot. Bij de meeste mensen is deze verhouding verstoord. Zij zitten eerder op 30 à 40% verzurende voeding tegenover slechts 60 à 70% ontzurende voeding. Deze verkeerde verhouding verzuurt het lichaam en verhoogt daardoor het risico op talrijke ziekten zoals hart- en vaatziekten, nierklachten, reumatische aandoeningen, kankers enz.

 

We komen even terug op de vraag of een verstoord zuur-base evenwicht het bloed verzuurt.

 

Het antwoord is duidelijk: Nee. Een afwijking van de zuurgraad van het bloed bij 6.8 ph voert al meteen tot de dood. Gezonde personen zijn, onafhankelijk van hun verkeerd voedingspatroon, in staat om hun bloed niet te laten verzuren. Men gaat er vanuit dat het bloed een zuurgraad moet hebben tussen 7,35 en 7,45, dit betekent licht alkalisch. Er zijn immers buffersystemen in het bloed ingebouwd die dit garanderen. Bij een verkeerd voedingspatroon is het lichaam verplicht om de zuurgraad van het bloed te handhaven door de nieren te stimuleren om voldoende zuur uit te scheiden. Dit betekent een extra belasting van de nieren. Het is niet vreemd dat steeds meer mensen te kampen krijgen met nierproblemen en dat het aantal mensen dat gebruik moet maken van nierdialyse of niertransplantatie steeds groter wordt. Dit wordt veroorzaakt door een hoge consumptie verzurende voedingsmiddelen en voedingsproducten. Niet het bloed, maar het lichaam verzuurt.

 

In tegenstelling tot het bloed heeft het voedingspatroon wel degelijk invloed op de zuurgraad van de urine. Deze varieert van pH 5 tot 8, van zuur tot alkalisch. De ochtendurine is meestal zuur terwijl deze door de dag alkalisch of basisch wordt. Eten we te veel calorierijke voeding en in verhouding te weinig caloriearme voeding, dan is de zuurgraad van de urine laag. Dat wijst erop dat in het lichaam een overschot aan zuur aanwezig is die het lichaam uit veiligheid zoveel mogelijk wil uitscheiden. Als dit niet gebeurt, is dit een belasting van het organisme en het verhoogt het risico op ziektes en gezondheidsproblemen. Naast voeding spelen stress, medicijnen en overmatige spierbelasting eveneens een rol in de verzuring van de urine en van het lichaam.

 

Het zuur-base evenwicht werd voor het eerst door Prof. Dr. Ragnar Berg (1873-1956) bestudeerd. Hij heeft in zijn tijd een poging ondernomen om tabellen uit te werken. Deze tabellen zijn niet meer relevant. Het is uit praktische overwegingen niet mogelijk om dergelijke tabellen te berekenen op basis van de hoeveelheid metalen en niet-metalen. Deze bevinden zich hoofdzakelijk in de aminozuren. Indien we ons laten leiden door de verhouding calorierijke en caloriearme voedingsmiddelen hebben we trouwens geen tabellen nodig. Het komt er op aan dat we spontaan in de dagelijkse voeding grote hoeveelheden caloriearme of waterrijke voedingsmiddelen gebruiken (80%) en de calorierijke voedingsmiddelen (20%) beperken. Bij een reinigingskuur wordt gebruik gemaakt van sap of een monodieet dat uitsluitend een base-overschot heeft. Als kuur is daar geen bezwaar tegen, maar niemand voedt zich uitsluitend op deze wijze, dat zou op langere termijn een tekort aan eiwit opleveren.

 

Er is nog een andere methode die steunt op de zuuruitscheiding van voedingsmiddelen in de urine. Dat is slechts één aspect van het zuur-base evenwicht. Dergelijke tabellen zorgen vaak voor misverstand en verwarring. Iemand die dagelijks fruit, groenten en aardappelen eet, melk of yoghurt gebruikt en het gebruik van vlees, vleesvervangers, kaas, peulvruchten en granen beperkt, hoeft zich geen zorgen te maken. Overtollige zuren worden uitgescheiden via de nieren, de ademhaling en tijdens het zweten (beweging). Het wordt een probleem als de aanvoer van zuren groter is dan de capaciteit om ze uit te scheiden of te neutraliseren. Spontaniteit is het beste middel om tot een goed zuur-base evenwicht te komen.