De oorzaak van alle leed is het verlangen, zou een uitspraak zijn van Boeddha. Een uitspraak die veel wijsheid bevat. Tegenover het verlangen staat immers de ontgoocheling, het niet kunnen bereiken van dat wat er verlangd wordt. Veel mensen worden ziek omdat het onweerstaanbaar verlangen niet in vervulling gaat. Zonder verlangen is, naar mijn gevoel, geen leven mogelijk. Verlangen wordt immers gemakkelijk gekoppeld aan hoop. Hopen is een vorm van verlangen en zonder hoop is niets mogelijk.

 

Het probleem is niet het verlangen, maar wel het verlangen naar zinloze doelen, onbereikbare doelen, naar onbestaande behoeftes. In dat geval is verlangen de oorzaak van alle leed. De consumptiemaatschappij doet niets anders dan nieuwe en vaak zinloze behoeftes scheppen, om steeds meer te kunnen consumeren. Er is bij veel mensen een kunstmatig verlangen ontstaan naar iets dat niet wezenlijk tot het leven hoort. Men verlangt naar iets dat slechts een kortstondige bevrediging geeft maar geen bijdrage levert aan het geluksgevoel. Het leven op zich is het grote verlangen, een voortdurend verlangen naar eenvoudige en echte dingen die het leven mooier en aangenamer maakt.

 Verlangen wordt ook vaak gekoppeld aan ambities. Ambitieuze mensen hebben grote verlangens, willen veel in hun leven bereiken, vaak ten koste van veel ellende. Ieder mens heeft recht op verlangens, maar we moeten onze verlangens richten, soms ook relativeren en vooral de haalbaarheid ervan inschatten. Er zijn ook mensen met te weinig verlangens, te weinig ambities, die niets in het leven willen bereiken en bij de pakken blijven zitten. We moeten op zoek gaan naar evenwicht, harmonie en eenheid om van daaruit  onze verlangens te richten en te verfijnen. We moeten niet alleen verlangen, we moeten ons inzetten deze te zinvol te realiseren.