Onlangs viel mijn oog op een speciale editie van Elsevier met als veel zeggende titel ‘GEZONDHEIDS ABC’ en als ondertitel ‘Alles over de revoluties in de medische wetenschap. Wat u moet weten om gezond en fit te worden en te blijven.’ Deze kleurrijke brochure lag tussen de andere tijdschriften in een krantenwinkeltje en is blijkbaar bedoeld voor het grote publiek. Ik was erg verrast toen ik de titel van een artikel zag: ‘Gevaarlijk? Gif is gezond’. Geen enkel artikel draagt de naam van een auteur, enkel achteraan bij het colofon staan 5 namen vermeld van personen die aan dit nummer hebben mee gewerkt. Er wordt verondersteld dat gifstoffen in zeer kleine hoeveelheden in voedsel weleens gezond kunnen zijn. Een veronderstelling die snel tot waarheid wordt verheven. In het artikel maakt men geen onderscheid tussen toegevoegde stoffen of die eigen zijn aan een voedingsmiddel. In voedingsstoffen komen inderdaad stoffen in kleine hoeveelheden voor die in geïsoleerde vorm en in hoge doses giftig zijn. Doordat ze deel uitmaken van een organisch geheel is hun giftige werking geneutraliseerd. Bovendien beschikt het lichaam over een ontgiftende en uitscheidende werking o.a. door de lever, de nieren, de huid enz. In de aardappel, tomaat of aubergine komt solanine voor dat in hoge concentratie giftig is.

 

In dit artikel heeft men het alleen over lage en hoge concentraties. Voedingsmiddelen uit de chemische landbouw en voedingsproducten uit de voedingindustrie bevatten gifstoffen in lage doses die meestal de toelaatbare hoeveelheid niet overschrijden. Deze toegevoegde giftige stoffen, hoe gering ze ook zijn, horen niet thuis is onze voeding. De biologisch landbouw toont aan dat gifvrij voedsel mogelijk is. Het idee lanceren dat gifstoffen in lage concentratie weleens gezondheidsbevorderend kunnen werken, is onverantwoord en opent de deur naar misverstand, misbruik en verwarde informatie. Het lijkt wel of men de consument wil sussen dat het allemaal niet zo gevaarlijk is. Het is vreemd dat niemand op dit onzinnig en misleidend artikel gereageerd heeft.

 

We leven in een wereld vol gifstoffen, denk maar even aan de uitlaatgassen van de auto’s, de schoorstenen van de centrale verwarming, de zware industrie, de vliegtuigen in de ruimte enz. Het artikel heeft het over gifstoffen in het voedsel. Regelmatig voert men controles uit op residu’s van pesticiden, met telkens het geruststellend antwoord: de toelaatbare hoeveelheid is niet overschreden. Uiteraard worden we niet ziek van deze kleine hoeveelheden giftige stoffen, maar ze horen niet thuis in voedsel. Als er een vlekje op een appel of peer voorkomt, een komkommer iets langer is dan de norm of een wortel een lichte afwijking heeft, worden ze niet meer te koop aangeboden en meteen vernietigd. Maar dat men residu’s van pesticiden op voedingsmiddelen aantreft, daar ligt niemand van wakker. Voedingsmiddelen bevatten voedingsadditieven (E-nummers) waarvan men weet dat een groot aantal schadelijk zijn, maar ook hier redeneert men dat de toelaatbare hoeveelheden niet zijn overschreden. Er liggen producten in de rekken van de supermarkt die soms meer dan tien verschillende E-nummers bevatten. Wetenschappers beweren dat deze kleine hoeveelheden niet gevaarlijk zijn, maar ze waarschuwen wel dat deze stoffen zich in het weefsel van het lichaam opstapelen en vroeg of laat negatief effect kunnen hebben, zeker bij mensen die daar vatbaar voor zijn. Zo weet men dat veel van deze stoffen in het vetweefsel worden opgeslagen en o.a. voor overgewicht zorgen. Een opstapeling van gifstoffen kan kanker veroorzaken of het risico verhogen.

 

Terwijl de bewuste consument zich zorgen maakt over al dat geknoei met ons voedsel hebben sommige onderzoekers, vermoedelijk in opdracht van de voedingsindustrie, een nieuwe theorie ontwikkeld. Men grijpt terug naar een theorie uit 1943 die de ‘hormesistheorie’ wordt en afgeleid is van het Griekse woord ‘opwinding’. En opwindend is het zeker als men er vanuit gaat dat stoffen die we gevaarlijk of giftig noemen in lage doses gezond zijn. Voor stoffen die eigen zijn aan voedingsmiddelen is dit logisch, maar niet voor toegevoegde stoffen. Men is te rade gegaan bij Paracelsus (1493-1541) een alchemist uit Zwitserland die ooit heeft gezegd: ‘het is de doses die bepaalt of een stof giftig is.’ Dus redeneert men dat de toelaatbare hoeveelheden gifstoffen in voedingsmiddelen met een dergelijke lage doses helemaal niet gevaarlijk zijn. De Overheid en de voedingsindustrie zullen het graag horen. Men gaat nog een stap verder door te veronderstellen dat deze lage doses weleens een positief effect zou kunnen hebben op de gezondheid. Een klein beetje glutamaat zo zegt men, stimuleert zenuwcellen om nieuwe uitlopers te vormen, terwijl veel glutamaat neurotoxisch is. Verder baseert men zich op het principe dat planten zelf stoffen aanmaken om zich in hun milieu te verdedigen, m.a.w. zij produceren hun eigen beschermende stoffen. Sommige van deze stoffen bieden wel degelijk voordelen voor de mens en worden bioactieve substanties genoemd. Maar niet al deze stoffen zijn voor de mens bruikbaar. De tabaksplant vormt nicotine om muggen op afstand te houden, zo lezen we in het artikel. Nicotine is een vrij gevaarlijke stof die ieder jaar bij duizenden rokers voor longkanker zorgt. Actief roken (hoge concentratie) is volgens de auteur van het artikel gevaarlijk. Passief roken (lage concentratie) heeft heilzame effecten, zo beweert men. Nochtans is aangetoond dat niet-rokers longkanker kregen bij passief roken.

 

Men haalt er van alles bij om aan te tonen dat een lage doses gezond is. Zo verwijst men naar stress, want een beetje stress verhoogt de prestatie. Stress is een beschermingsmechanisme en zonder stress kan niemand leven. Maar deze vergelijking klopt niet omdat stress niets heeft te maken met een lage doses gifstoffen in voedingsmiddelen en voedingsproducten. Men gaat heel ver want zelfs arsenicum, dat als een supergif wordt beschouwd, zou in een lage doses bij sommige dieren een positief effect hebben. Men zegt wel niet bij welke dieren. Verder lezen we in dit artikel dat het is aangetoond dat planten, krekels en muizen welig tieren bij een ‘tikje’ radioactiviteit. Er is een groot verschil tussen natuurlijke radioactiviteit in het milieu en stralingen die vrijkomen uit een kerncentrale. Het artikel eindigt met de woorden: ‘ Het is niet ondenkbaar dat tal van chemische stoffen net onder de drempel waarvan we nu aannemen dat ze net onschadelijk zijn, juist zeer gezond zijn. En dat de overheid met die drempel de bevolking een gezondheidsbevorderend effect onthoudt.’ Wat een hypocrisie! Als we deze beweringen mogen geloven, is de chemische landbouw en de voedingsindustrie goed bezig. We stellen echter vast dat sinds de ontwikkeling van de moderne landbouw en voedingsindustrie de ziekenhuizen steeds groter worden, terwijl het aantal artsen en medisch personeel toeneemt, het aanbod van medicijnen is ontzettend vergroot en de gezondheid is sterk achteruit gegaan. Dergelijke onzinnige artikels gaan een eigen leven leiden in het belang van de voedingsindustrie. Dit is vreselijk en de overheid laat het maar gebeuren.