De helft van de rusthuisbewoners slikken antidepressiva terwijl er steeds meer antipsychotica wordt gebruikt om de symptomen van een psychose tegen te gaan. Tot deze conclusie komt een recent onderzoek dat in bijna 1.500 rusthuizen in België werd uitgevoerd. Een hoofdverpleegkundige reageert op deze onthutsende cijfers: ‘Een goed gesprek kan een depressie vermijden, maar ons personeel heeft niet genoeg tijd om met iedereen te praten.’ In een twintigtal rusthuizen slikken zelfs acht op de tien ouderen antidepressiva. Het valt op dat 72% van deze ouderen na vijf jaar nog steeds antidepressiva gebruiken omdat de behandelende arts bang is voor een terugval. Volgens een geriater valt het op dat ouderen die in een rusthuis verblijven veel meer medicijnen gebruiken dat hun leeftijdgenoten die thuis blijven wonen. Er schort wel degelijk iets aan de ouderenzorg in de rusthuizen. De Directie en artsen zijn zich daarvan bewust. Zo is er recent in Leuven een programma ontwikkeld om bij ouderen die veel geneesmiddelen gebruiken na te gaan of ze er niet té veel krijgen. De oorzaak van het probleem ligt niet op het medisch vlak, maar veeleer op psychosociaal en emotioneel vlak.

In Duitsland hing tegen een gevel een heel groot bord van een caritasorganisatie met daarop een foto van een oude man in een zetel met daarboven de volgende tekst: ‘Ik zit voor een groot deel van de dag in de zetel en denk veel terug aan vroeger. Af en toe komt er een verpleegkundige voorbij…maar die ziet me niet zitten!’ Dit reclamebord typeert het probleem klaar en duidelijk. Een rusthuis mag geen wachtkamer van de dood zijn waar oudjes in afwachting volgens een vast schema de nodige fysieke zorg krijgen. In veel rusthuizen is er geen ruimte voor intermenselijke relaties, voor het uitwisselen van gevoelens zodat communicatie nog nauwelijks plaats vindt. De cijfers zijn verontrustend, maar mogen niet veralgemeend worden. Er zijn ongetwijfeld rusthuizen waar alles naar wens verloopt, zeker als men beroep kan doen op een groep vrijwilligers die de ouderen een warm hart toedragen en een huiselijke sfeer weten te scheppen. In rusthuizen verblijven overwegend mensen die nog relatief gezond zijn, anders worden ze overgeplaatst naar een verzorgingstehuis, het ziekenhuis of een psychiatrische afdeling waar medische verzorging centraal staat. Deze ouderen zijn zich bewust van hun levensavond en wensen die op een aangename manier door te brengen in plaats van weg te kwijnen in eenzaamheid en apathie. Juist deze grote groep kan men met een goede begeleiding op weg helpen naar een zinvolle actieve oude dag.

Het grote probleem is echter dat men de ouderenzorg beperkt tot het verlenen van de fysieke basisbehoeften. Aan het belang daarvan wordt niet getwijfeld, maar ouderen hebben veel meer behoeften aan psychosociale en emotionele begeleiding. Door deze te verwaarlozen, vernedert men deze mensen, ontneemt men hen hun fierheid en levenswaarde. Ouderenzorg begint met een permanente observatie om op ieder ogenblik de reële behoefte te kennen. Observatie maakt deel uit van de non verbale informatie. Lichaamshouding, gelaatsexpressie, oogcontact en gebaren zeggen ontzettend veel over de reële behoefte van iemand, wat er zich innerlijk afspeelt, wat goed en wat minder goed verloopt binnen de persoonlijkheid. Als men daar geen tijd voor heeft, is men verkeerd bezig. Als ouderen niet opgevolgd worden, zijn ze slechts een nummer binnen een af te werken tijdschema. Een dienstverlening begint bij het waarnemen van het doen en laten om van daaruit af te stemmen op de echte behoefte. Ouderen hebben niet alleen recht op fysieke verzorging, maar tegelijkertijd op psychosociale en emotionele begeleiding. Bij deze groep mensen gaat het vooral om informele en humane begeleiding die heel dicht bij het dagelijkse leven staat. Deze ouderen hebben geen behoefte aan dure professionele begeleiders, maar aan mensen die hun taal spreken, mensen met inzicht en een warm kloppend hart.

De grote waarde van observatie ligt juist in de non verbale communicatie. De lichaamshouding, de gelaatsexpressie en de gebaren veranderen van het ene op het andere moment omdat de behoefte verandert. Volgens deskundigen vindt nog altijd 75% van communicatie langs non verbale weg plaats. Ouderen hebben meestal niet meer de behoefte om alles verbaal of schriftelijk over te brengen, juist daarom uiten ze zich non verbaal. Vaak leent zich de sfeer er niet toe, is er een gebrek aan vertrouwen of moed om zich verbaal te uiten. Ouderen voelen de onverschilligheid aan, dat ongenoegen is af te lezen uit hun blik van verontwaardiging, de nerveuze handbewegingen of de opgetrokken schouders. De existentiële angst kan heel intens aanwezig zijn en de roep om hulp uit zich instinctief. Het is tragisch als niemand uit de omgeving deze signalen opmerkt. Vaak komt men na het overlijden van de partner in een rusthuis terecht. Het is dramatisch als deze mensen op leeftijd nergens met hun verdriet terecht kunnen en niet de mogelijkheid krijgen om hun rouwproces te verwerken. Het is pijnlijk als men geen aandacht krijgt op het moment dat de nood ontzettend groot is. Ouderen geraken in een afschuwelijke situatie. Aan de ene kant hebben ze afscheid moeten nemen van een levenspartner waar ze meer dan een halve eeuw mee verbonden zijn geweest en aan de andere kant moet men zich in een totaal nieuwe levenssituatie aanpassen! Dat is geen eenvoudige opgave. Het spreekwoord: ‘Oude bomen verplant men niet!’ heeft blijkbaar zijn betekenis in deze moderne tijd verloren. 

Nu de vergrijzing voor de deur staat, moet de ouderenzorg herbekeken worden. Het is gemakkelijker voor het personeel om een antidepressivum te geven dan een schouderklopje of een vriendelijk en begrijpelijk gesprek te voeren. We zeggen wel duidelijk ‘gesprek’ want ouderen hebben geen behoefte aan een vakkundige of therapeutische interventie. Ze verlangen alleen naar eenvoudige woorden die tot het leven van iedere dag behoren. Oud worden is geen ziekte, het is een biologisch proces dat deel uit maakt van het leven en wordt soms vergeleken met een rafelrand. Bij het ouder worden vertragen de fysieke en mentale processen, treden er gebreken op die ouderdomsverschijnselen worden genoemd en geraakt men vatbaar voor allerlei ziekten. Gezond oud worden is niet voor iedereen weggelegd, daarom is het een zegen, een uitzonderlijk voorrecht. Als door omstandigheden het leven niet meer in de vertrouwde huiselijk omgeving kan plaats vinden, is het rusthuis een ideale oplossing. Men leeft er in een beschermde omgeving, men neemt zelf geen enkel risico want hier stopt de materiële zorg en bekommernis. Deze uitdovende levensfase is waardevol en kan in optimale omstandigheden verlopen als er een goed beleid wordt gevoerd. Het vertrouwde beeld van eenzaamheid kan verdreven worden door het gemeenschapsgevoel dat permanent aanwezig is. Men kan immers ontzettend veel voor elkaar betekenen, maar als er geen coördinator is die de zielen samenbrengt, wordt een belangrijke kans gemist. Er is een goede leiding nodig en vooral het besef dat ouderenzorg veel verder gaat dan het planmatig uitvoeren van fysieke basisfuncties zoals eten, rusten, slapen en hygiënische verzorging. Deze noodzakelijke fysieke verzorging is slechts een onderdeel van de echte ouderenzorg.

Men moet beseffen dat deze mensen ondanks hun hoge leeftijd levende wezens zijn met diepe gevoelens, een rijke levenservaring met zich meedragen en een blijvende behoefte hebben aan menselijke contact, de ene meer dan de ander. Oudere mensen worden nog te zeer gezien als nutteloze lege wezens, die passief, apathisch of depressief zijn, geen interesse meer tonen, weinig reageren en uit pure verveling proberen de dag al dromend en slapend door te brengen. Dit zijn echter symptomen die er op wijzen dat ze niet of niet goed worden opgevangen, dat ze aan hun lot worden overgelaten, te weinig aandacht krijgen en dat hun fundamentele rechten zijn geschonden. Wetenschappers en beleidsmakers pakken voortdurend uit dat we steeds ouder worden en tot op hoge leeftijd vitaal blijven, maar waarom toont men dan zo weinig belangstelling voor de ouderenzorg, waarom stopt men de ouderen vol met medicamenten en geeft men ze zo weinig kans om zichzelf te blijven. Hun manier van denken komt niet overeen met de visie van de ouderen zelf. Ouderen verzetten zich niet tegen het voorgestelde beleid, maar geven er een andere invulling aan en dat wijst erop dat beide groepen niet op dezelfde golflengte zitten.

Voor de meeste ouderen zijn het de sociale contacten, de uitwisseling van gedachten en het gevoel van welbevinden die aan de basis liggen van de levenskwaliteit en dat onafhankelijk van fysieke of mentale beperkingen die gepaard gaan met het verouderingsproces. Ouderen vragen respect voor de lange levensweg die ze al hebben afgelegd omdat dit voor een meerwaarde zorgt. Veel is afhankelijk van de psychische weerstand die bij sommige sterk en bij anderen zwak is, maar waar de leidinggevenden en zorgverleners te weinig rekening mee houden. Bij heel wat ouderen wordt de psychische weerstand meteen gebroken doordat ze op een muur van onbegrip stoten. Het hier aangehaald onderzoek bevestigt dat het ouderenbeleid faalt en dringend moet herzien worden.

Om een nieuw beleid uit te stippelen is het belangrijk dat men rekening houdt met de verschillende levensfasen. Jongeren, volwassenen, ouderen en hoogbejaarden hebben allemaal hun eigen opvatting over levenswaarden en levenskwaliteiten. Ieder seizoen van het leven heeft zijn voordelen en zijn kwaliteiten. Doorslaggevend voor beleidsmakers is dat zij in de schoenen van de ouderen gaan staan, dat zij over voldoende inlevingsvermogen beschikken. Ze moeten verder durven kijken dan alleen naar de financiële en beleidsaspecten. Iedere vorm van zorg kost geld en personeel is erg duur. Ouderen die hun laatste levensfase in een rusthuis doorbrengen, hebben vooral behoefte aan dat wat niets kost: respect, genegenheid, aandacht, vriendelijkheid, een schouderklopje, een spontaan gebaar en vooral het gevoel dat hun aanwezigheid zinvol is. In een nieuw beleid moeten de kinderen van de ouderen betrokken worden omdat zij een liefdevolle en emotionele bijdrage kunnen en moeten leveren aan het verouderingsproces. De directie, het verzorgend personeel en de vrijwilligers kunnen dit belangrijk aspect niet van de kinderen overnemen. Het verblijf van een ouder in een rusthuis moet de band met het gezin versterken. Een rusthuis is slechts een verlengstuk van het gezin. Ouderen beseffen de noodzaak van hun fysieke scheiding, maar moreel en emotioneel blijven ze verbonden met hun kinderen en kleinkinderen. De eenheid mag niet verbroken worden, want dat geeft aanleiding tot eenzaamheid, verdriet en depressie. Om het even samen te vatten, een goed ouderenbeleid steunt op drie pijlers: fysieke verzorging, psychosociale en emotionele ondersteuning en een onmisbare participatie van de kinderen en de kleinkinderen.