Over suiker, suikerziekten, suikerverslaving, zwaarlijvigheid, glycemische index, natuurlijke en onnatuurlijke zoetmiddelen
Door Jan Dries
De glycemische index (GI)
De glycemische index van een voedingsmiddel is een getal dat aangeeft in welke mate het voedingsmiddel dat gegeten wordt de bloedsuikerspiegel doet stijgen. Het concept steunt op de soort en de hoeveelheid suikers (koolhydraat) in een voedingsmiddel en afremmende factoren zoals het gehalte aan vet en ballaststoffen of ruwe vezels. Deze theorie vertrekt vanuit een glucose index 100. Suikerbevattende voedingsmiddelen worden in deze schaal onderverdeeld. Men gaat van de veronderstelling uit dat voedingsproducten en eventueel ook verse voedingsmiddelen met snel opneembare suikers, die de bloedsuikerspiegel doen stijgen ongezond zijn en dat voedingsmiddelen met traag opneembare suikers gezond zijn. Het is een zwart-wit voorstelling waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen voedingsmiddelen en voedingsproducten en waarbij iedere kwalitatieve referentie ontbreekt.
Zinvol of zinloos!
Men kan zich afvragen in hoeverre een dergelijke indeling van voedingsmiddelen relevant is. Er zijn talrijke afslankingsdiëten op geënt en naast het calorieën tellen is er nu weer eens iets anders waar veel mensen zich blind op staren. De GI is erg omstreden en wordt in de reguliere voedingsleer kritisch bekeken. Indien de GI zinvol zou zijn, dan blijft het een eenzijdige benadering van de voeding. Het is trouwens onverantwoord zich enkel en alleen door de GI te laten leiden of misleiden.
Het grote nadeel van dit concept is dat de consument het gevoel krijgt dat alle voedingsproducten met een lage GI gezond zijn. De voedingsindustrie profiteert van deze verwarring. Boterkoekjes hebben een lage GI en zijn volgens deze theorie gezond. De trage opname van de suikers is te wijten aan de aanwezigheid van boter (vet). Dergelijke koekjes bestaan uit wit meel, suiker, boter en een aantal voedingsadditieven om kleur, geur en smaak zolang mogelijk te behouden. Het gaat hier trouwens om een genotsmiddel. De combinatie bloem met suiker is een slechte voedselcombinatie alsook de combinatie suiker met vet. Dergelijke koekjes, ook al hebben ze een gunstige GI geven aanleiding tot gisting in de darmen en brengen geen meerwaarde aan de gezondheid. De consument onthoudt echter de lage GI en bijgevolg wordt men er niet dik van. De GI zet aan tot snoepen en het gebruik van slechte voedingsproducten.
Een ander voorbeeld van zinloosheid is de banaan. De banaan is bijzonder rijk aan enkelvoudige suikers (21 à 23%) en daardoor de meest voedzame vrucht. Naast suiker is deze vrucht bijzonder rijk aan vitaminen en mineralen, vooral magnesium en kalium. Ze neemt omwille van haar breed werkingsspectrum in de voedingstherapie een bijzondere plaats in. Door de aanwezigheid van grote hoeveelheden korte suikers varieert de GI van 48 à 62. Op zich is dat geen probleem, maar een onrijpe banaan heeft een veel lagere GI omdat de suikers nog niet volledig gevormd zijn. Volgens deze theorie is het gezonder onrijp fruit te eten wat natuurlijk niet het geval is. Onrijp fruit is moeilijk verteerbaar en ongezond en veroorzaakt vaak darmproblemen. Groenten hebben door hun laag suikergehalte uiteraard een lage GI. Dat wekt de indruk dat groenten gezonder zijn dan fruit en ook dat is niet zo. De glycemische index zorgt voor de onwetende consument voor enorme verwarring. Het is niet vreemd dat de belangstelling hiervoor zich beperkt tot het commerciële afslankingswereldje.
De aangegeven GI verschilt sterk van auteur tot auteur. Sommige auteurs vermelden een getal, vermoedelijk een gemiddelde waarde, anderen geven een gevarieerd getal tussen een minimum en een maximum waarde. Het probleem is dat de consument niet weet welke GI zijn product heeft. Zo heeft zuivere bijenhoning in de ene lijst 32 à 64 GI en in een andere lijst 95. Gedroogd fruit heeft in zijn gedroogde vorm een hoog suikerpercentage en daardoor een hoge GI zoals rozijnen met een GI van 75. Men vergeet echter dat gedroogd fruit in water wordt geweekt en daardoor een heel andere suikerconcentratie heeft.
Bij een natuurlijke gezonde voeding zoals de bio-energetische voedingswijze, waar geen gebruik wordt gemaakt van snel opneembare suikers, is deze index overbodig. In sommige landen wordt, wegens gebrek aan goed inzicht in de voedingsleer, er rekening mee gehouden bij het verstrekken van voedingsadviezen voor suikerpatiënten. Critici merken op dat er in een voedingspatroon talrijke factoren zijn die de glycemische index zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden o.a. door de aanwezigheid van andere voedingsmiddelen in dezelfde maaltijd, het vetgehalte en de al dan niet aanwezigheid van ballaststoffen. Als theorie sluit ze aan bij de opvatting dat een bewerkt voedingsmiddel zijn suikers sneller vrij geeft en dat is een positieve vaststelling.
Rauwe worteltjes hebben een zeer lage GI, namelijk 15. Bij vers geperst wortelsap stijgt de GI tot 45, dus driemaal hoger wat nog als aanneembare waarde mag beschouwd worden. Tomaat varieert tussen 15 à 25 terwijl tomatensap stijgt tot 34 à 42. Volkorenbrood heeft een GI van 53 à 69 terwijl wit brood een GI heeft van 71 à 90, een aanmerkelijke stijging. Zo kunnen we nog talrijke andere voorbeelden geven. Er zijn echter factoren die de stijging afremmen. Vooral de aanwezigheid van vet werkt afremmend, zoals bekend is vanuit de voedselcombinaties. Voedingsmiddelen die rijk zijn aan ballaststoffen geven hun suikers trager af. Bij veel industriële bereidingen wordt vet, vaak van bedenkelijke kwaliteit toegevoegd, wat een gunstige GI geeft. Dat betekent niet dat deze voedingsmiddelen daarom gezonder zijn. Boterkoekjes hebben door de aanwezigheid van boter een GI van 47 wat erg laag is, Dat geldt ook voor haverkoekjes, gebak, taart of wafels. Deze voedingsproducten zijn bereid met wit meel en bevatten industriesuiker. Het kan niet de bedoeling zijn dat de GI gebruikt wordt om de verkoop van industrieel bereid voedsel te promoten. We moeten met een kritisch oog de gepubliceerde lijsten van voedingsmiddelen met hun GI bekijken. Het is immers maar één aspect van de vele die bij een gezonde voeding worden gesteld.
Als een nutriënt zoals suiker (koolhydraat) uit een voedingsmiddel wordt geïsoleerd of via biochemische processen wordt bereidt, is het vanzelfsprekend dat deze pure suikers enorm snel worden opgenomen en de bloedsuikerspiegel doen stijgen. Tot deze groep behoren vooral witte meelproducten (bloem), ontbijtgranen, genotsmiddelen zoals chocolade, chips, popcorn en uiteraard suiker en zoetstoffen. Vaak wordt de GI verlaagd door minder suiker toe te voegen en te vervangen door synthetische zoetstoffen. Zij horen niet thuis in een gezonde voeding. Tot de matig opneembare suikers behoren de gezonde voedingsmiddelen zoals fruit, bessen, groenten, sappen, yoghurt en kwark.
De appel als uitgangspunt
Omdat de mens van nature een vruchteneter is, lijkt het ons logisch dat we vertrekken vanuit een veel gebruikte vrucht, de appel. Een gezonde appel, liefst van biologische kwaliteit, bevat ongeveer 10 à 11% suiker. Het gaat hier om enkelvoudige suikers, dus korte suikers, die moeiteloos en direct worden opgenomen. De GI varieert tussen 36 à 40 wat gunstig genoemd mag worden. De meeste fruit- en bessensoorten blijven trouwens onder de 50 GI. Fruit en bessen doen de bloedsuikerspiegel niet sterk stijgen en dat komt omdat ze rijk zijn aan water. De suiker is als het ware opgelost in het vocht en verkeert daardoor in lage concentratie. Er is trouwens een natuurlijk verband tussen water en koolhydraten. Fruit is bovendien extra rijk aan ballaststoffen zoals ruwe vezels, maar ook pectine, wat een afremmende werking heeft op het vrijgeven van de suikers. Bij het eten van fruit is er geen belasting van de pancreas, geen al te grote insulineproductie, geen extreme schommelingen in de bloedsuikerspiegel. Bovendien geeft fruit, dat traag wordt gegeten, een snelle verzadiging. Laten we niet vergeten dat alle hulpstoffen zoals vitaminen en mineralen aanwezig zijn in hun meest natuurlijke vorm.
Bananen en druiven zijn de suikerrijkste vruchten. Hun GI ligt daardoor iets hoger, maar nog altijd binnen de grens van de matig opneembare suikers. Het is vreemd dat de watermeloen met slechts 8% suiker een GI heeft van 70 à 72, dat overeenstemt met limonade. Dit is te verklaren door het feit dat een watermeloen minstens 90% water bevat en slechts 0,2% ballaststoffen. De glycemische index levert het zoveelste bewijs dat de mens van nature een vruchteneter is en het best gediend is met korte suikers. Fruit is voor de mens het beste voedingsmiddel. ‘Geen dag zonder fruit’ is een absolute aanbeveling. Dagelijks fruit eten als fruitontbijt, fruitmaaltijd of als tussendoortje is aan te bevelen en krijgt vanuit de reguliere voedingsleer steeds meer aandacht. Het is het beste middel om te voorkomen dat men suikerziekte krijgt.
Opgelet!
Voor suikerpatiënten die insuline spuiten kan fruit in kleine hoeveelheden, verspreid over de dag, gebruikt worden. Controle van de bloedsuikerspiegel is noodzakelijk. Voor hen is het niet mogelijk om op fruitvoeding over te schakelen.
Indeling van de voedingsmiddelen volgens de GI
Aanhangers van de GI gaan er vanuit dat een lage GI het beste is, maar zoals al gezegd, zal men dat kritisch bekijken. Peulvruchten behoren op enkele uitzonderingen na tot de laagste GI. Nochtans weet men dat peulvruchten bijzonder moeilijk te verteren zijn. Rauw zijn ze giftig en dienen altijd gekookt te worden. Peulvruchten bevatten zowel eiwit als zetmeel en dat is een slechte voedselcombinatie. De zwaar verteerbare peulvruchten zorgen daarom voor heftige winderigheid. Dat kan met bonenkruid worden afgeremd, maar lost het probleem niet op.
Het is opvallend dat het verschil tussen volkoren producten en wit meelproducten niet eens zoveel is. Volkoren spaghetti en witmeel spaghetti hebben respectievelijk 32 en 38 GI. Bij andere volkoren producten is het verschil groter, wat toe te schrijven is aan hun ballaststoffen.
Aardappel zou een ongunstige GI hebben variërend van 59 tot 88 en dat is vreemd. Het zetmeel in aardappelen is niet vergelijkbaar met die van diverse soorten graan. Het is licht verteerbaar en komt in geringe hoeveelheden -15%- voor. Gebruikt men bij de aardappel een vetrijke saus op basis van plantaardige olie, dan verlaagt de opname van suikers. Graanvoeding is vochtvasthoudend terwijl de aardappel door zijn grote hoeveelheid kalium, wateruitdrijvend is. De aardappel is te verkiezen boven de granen.
Een indeling van voedingsmiddelen vanuit de GI is niet wenselijk. De consument kiest dan alles vanuit een lage GI en dat is niet verstandig. Het lijkt ons beter een indeling te maken volgens de kwaliteit van de voedingsmiddelen met vermelding van hun GI. De GI is een aanvullende informatie en is van secundair belang. De Gezondheidsraad in Nederland verwerpt het hele systeem en vindt dat GI niet gebruikt kan worden bij voedingsadviezen. Zij vindt dat er geen of onvoldoende bewijs is dat een voedingsmiddel met een lage GI het risico op ziekten vermindert. Ook internationaal is lang niet iedereen het hierover eens.
Fruitvoeding beter dan zetmeelrijke voeding
Omdat graan al vele eeuwen het voedingspatroon heeft bepaald, wordt zetmeel in de voedingsliteratuur aanbevolen. Vanuit de landbouw en de economie gezien is deze stelling juist omdat granen praktische voordelen bieden. Voedingskundig ligt dit anders. Zetmeel is een moeilijk afbreekbare suiker en vraagt ontzettend veel energie en heeft vitaminen en mineralen nodig om dit proces te voltrekken. Omdat deze suikers traag worden afgegeven worden ze aanbevolen bij het beoefenen van uithoudingssporten, maar ook voor de dagelijkse voeding van iedereen. Men uit gemakkelijk kritiek op het eten van fruit omdat deze enkelvoudige suikers sneller worden opgenomen. Uit het concept van de glycemische index stellen we echter vast dat wat de snelheid van opname en de invloed op de bloedsuikerspiegel betreft, fruit en bessen er eerder beter uitkomen. De mythe dat graanvoeding beter is dan fruitvoeding wordt hier definitief doorgeprikt.
Fruit en bessen
Kers: 23
Appel: 36 à 40
Peer: 36 à 40
Pruim: 24 à 53
Aardbeien: 33 à 47
Pompelmoes: 25 à 48
Perzik: 28 à 56
Sinaasappel: 39 à 54
Druiven: 46 à 53
Kiwi: 47 à 59
Mango: 49 à 56
Banaan: 48 à 62
Abrikoos: 57
Papaya: 56 à 60
Volkorenproducten
Pumpernickel: 41 à 46
Haverzemelenbrood: 44
Volkorenbrood: 30 à 45
Zuurdesembrood: 53 à 57
Volkoren speltbrood: 63
Havervlokken: 40
Ontbijtgranen met zemelen: 38 à 47
Wilde rijst: 48 à 55
Zilvervliesrijst: 45 à 69
Boekweit, gekookt: 50 à 59
Bron: Dr. Geert Verhelst ‘Suiker & zoetstoffen’.
Het verschil tussen fruit en granen is wat de GI betreft te verwaarlozen. Door meer fruit te eten en minder graanvoeding verlicht men zijn vertering, ontstaat een betere darmwerking, een goede waterhuishouding en een rijkdom aan vitale stoffen.
Nadelen van geïsoleerde suikers
Het gebruik van industrie suiker, zowel riet- als bietsuiker, geraffineerd of ongeraffineerd is schadelijk. Het gaat hier immers om geïsoleerde suikers die uit hun natuurlijke structuur zijn gehaald en ontdaan van hun vitale stoffen. Dat geldt voor alle zoetstoffen die langs chemische of biochemische weg bereid zijn en aan voedingsproducten worden toegevoegd. De natuurlijke suikers (zetmeel) die zich in geraffineerde graanproducten bevinden zoals voedingsproducten uit witmeel of bloem bereid, zijn in zekere mate schadelijk omdat de belaststoffen en andere vitale stoffen ontbreken en moeilijker worden verteerd. Wij vermelden hier de belangrijkste nadelige gevolgen.
- Hyperglycemie: is een verhoogde bloedsuikerspiegel die door intensieve uitscheiding van insuline kan verlaagd worden. Een aanhoudende toestand van hyperglycemie kan suikerziekte veroorzaken.
- Hypoglycemie: is een verlaagde bloedsuikerspiegel, meestal veroorzaakt door een te veel aan insuline. Door veelvuldig gebruik van suiker en suikerrijke voedingsproducten wordt de pancreas onregelmatig gestimuleerd en treedt er gemakkelijk een toestand op van een te hoge (hyper) of te lage (hypo) bloedsuikerspiegel. Een te lage bloedsuikerspiegel zorgt er voor dat men zich snel uitgeput en krachteloos voelt. Er treedt een flauwte op die na het eten van zoete dingen verdwijnt. Toestanden van hyper- of hypoglycemie zorgen voor onrust, angst, stressgevoeligheid en emotionele prikkelbaarheid.
- Uitputting van de bijnieren: de verhoogde stressgevoeligheid is te wijten aan uitputting van de bijnieren. Er wordt extra adrenaline uitgescheiden met als doel de bloedsuikerspiegel te normaliseren door glycogeen om te zetten in glucose. Aanhoudende vermoeidheid is hiervan het gevolg.
- Ouderdomsdiabetes: komt steeds meer voor. Men blijft er niet bij stilstaan dat het jarenlange gebruik van suiker en suikerrijke voedingsproducten aan de basis ligt. Ouderdomsziekte kondigt zich meestal vele jaren vooraf aan, maar mensen kunnen deze symptomen niet duiden en blijven op de verkeerde weg zitten. Ze vinden dat confituur of jam bij het ontbijt behoren en dat cola een doodgewone drank is zonder het gevaar ervan in te zien.
- Tekorten aan nutriënten: door het feit dat geïsoleerde suikers worden gebruikt die ontdaan zijn van hun vitale begeleidende stoffen, geraakt het organisme in paniek en gaat op zoek naar de ontbrekende componenten. Verlies aan calcium waardoor de botmassa afneemt is een direct gevolg. De toename van osteoporose is hier niet vreemd aan. Vooral het gebrek aan vitaminen en mineralen is doorslaggevend. Het is naïef te menen dat het verlies aan deze vitale stoffen door voedingssupplementen kan worden aangevuld.
- Overgewicht: het verband tussen massaal gebruik van suiker en zwaarlijvigheid is bekend. Suikers zetten zich om in lichaamsvet en doet de reservevetten toenemen. Het is een toenemend probleem in de westerse wereld.
- Verhoogde bloedvetten: er is een verband tussen geïsoleerde suikers en vetopslag in het vetweefsel, maar ook een verband tussen een te hoog verbruik van deze suikers en verhoogde bloedvetten zoals cholesterol en triglyceriden. Cholesterol wordt niet alleen verhoogd door het gebruik van dierlijk voedsel, maar ook door het gebruik van geïsoleerde suikers. Een verhoogde cholesterol wordt altijd in verband gebracht met de lever en de darm en beide worden door deze suikers belast.
- Tandbederf: door een verstoord evenwicht in de mondholte, wat vooral te wijten is aan gekookt voedsel, worden de korte suikers omgezet in agressief zuur dat het tandglazuur aantast en voor tandbederf zorgt.
- Suikerverslaving: geïsoleerde suikers werken als drugs, vooral door de sterke schommelingen van de bloedsuikerspiegel ten gevolge van een verkeerde voeding. Als de bloedsuikerspiegel daalt worden veel mensen onrustig en zoeken spontaan suiker op. Vooral chocolade speelt hierbij een belangrijke verslavende rol.
- Snelle veroudering: een direct gevolg van overmatig gebruik van suikerrijke voedingsproducten is een te snelle veroudering. Uitgeputte en verkrampte spieren, botmassa die afneemt, gebrek aan belangrijke nutriënten, verstoring en uitputting van het zenuwstelsel nemen de vitaliteit en mobiliteit weg. De hersenen worden onvoldoende gevoed en zorgen voor concentratieproblemen, vergeetachtigheid en verhogen het risico op dementie of Alzheimer.
- Ondermijning van de gezondheid: het massaal gebruik van geïsoleerde suikers en voedingsproducten die daarmee verrijkt zijn zorgen voor een ondermijning van de lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Blog in samenwerking met:
www.europeseacademie.be
www.natuurgeneeskundigen.be en
natuur-en-gezondheid.skynetblogs.be