Eeuwenlang werden kruiden ingedeeld volgens het principe van de vier elementenleer. Een kruid is warm, koud, vochtig of droog in de eerste, tweede, derde of vier graad. Sommige kruiden hebben meerdere kwaliteiten, dan spreekt men bijvoorbeeld van een kruid is warm in de derde en droog in de tweede graad of omgekeerd.  Voedingsmiddelen werden nooit op deze wijze ingedeeld. Bij voeding vertrekt men vanuit de smaak en het voedingspatroon dat bij het type behoort. We verwijzen hier naar het boek Fysionomiek.


Samenstelling van een voedingsmiddel

Een voedingsmiddel is samengesteld uit: Calorieleverende stoffen, dit zijn eiwit, vet en koolhydraten. Deze voedingsstoffen behoren uiteraard tot het element (V) omdat ze warmte leveren.

  • Voedingsmiddelen bevatten veel of weinig water. Waterrijke voedingsmiddelen hebben een afkoelende werking en behoren tot het element (W).
  • Voedingsmiddelen bevatten ook zuurstof, maar hierover is weinig geweten. Dit aspect behoort tot het element (L).
  • Mineralen, ballaststoffen en andere harde bestanddelen behoren tot het element (A).

Eiwit wordt in de voedingsleer zowel tot de calorieleverende stoffen als tot de opbouwende stoffen gerekend. Eiwit behoort zowel tot (V) als tot (A). Aan de hand van de inhoudsstoffen blijft het moeilijk een indeling te maken.  Het lijkt ons veel eenvoudiger om vanuit de mens te vertrekken. De typologie leert ons de verhouding van de elementen in het temperament bepalen en van daaruit is het niet zo moeilijk om het verband te leggen tussen de persoon en zijn juiste voeding. In de fysionomiek wordt het belang van de constitutie aangetoond.


Smaken

Er zijn 4 smaken:

·      Bitter:  behoort bij het V-type

·      Zout:   behoort bij het W-type

·      Zoet:   behoort bij het L-type

·      Zuur:   behoort bij het A-type

 

Voedingspatroon per element

Een Vuurtype geeft de voorkeur aan de bittere smaak en heeft behoefte aan een eiwit-vetrijke voeding, dus veel (V) om op korte tijd veel energie om te zetten. Indien een V-type té eiwit- en vetrijk eet geeft u aan deze persoon meer koude voeding, d.w.z. waterrijke voeding. Het V-type doet dat vaak spontaan door meer fruit te eten en veel te drinken.

Het Watertype heeft behoefte aan alles waarin veel zout is verwerkt. Zijn voorkeur gaat uit naar zetmeelrijke graanvoeding zoals brood, gebak en deegwaren. Zetmeelrijke voeding wordt altijd met zout bereid om de maagzuurproductie te stimuleren en de granen beter verteerbaar te maken. Zetmeel heeft bovendien de eigenschap water vast te houden. Het W-type drinkt veel en komt snel aan. Door een té waterrijke voeding heeft dit type soms meer eiwit en vet nodig. Dat kunt u berekenen door het voedingspatroon te controleren. Beperking van zetmeelrijke voeding en zout is in de meeste gevallen, zeker bij zwaarlijvigheid, aan te bevelen. Bij een W-type controleert u steeds de natrium-kalium verhouding (zie voedingsmiddelentabel). In een gezonde voeding heeft men weinig natrium maar erg veel kalium nodig. Aardappelen bevatten minder zetmeel (15 à 16%) dat van een heel andere samenstelling is dan het zetmeel uit granen. Aardappelen zijn ook kaliumrijk en waterafdrijvend.

Het Luchttype heeft behoefte aan suiker. Zijn spierweefsel heeft daar behoefte aan door zijn snelle motoriek. Het L-type verteert snel, neemt niet zoveel op, heeft een snelle verbranding en wordt daarom een ‘doorjager’ genoemd. Dit type eet grote hoeveelheden zonder te verdikken. De hoeveelheid is bij hem belangrijker dan de samenstelling van het voedingspatroon. Mensen met een verzwakt zenuwstelsel, die onder stress leven of psychisch belast zijn hebben extra behoefte aan zoet, ook al behoren ze niet tot het L-type. Hou daar rekening mee als u bij iemand een grote suikerconsumptie of trek in chocolade vaststelt.

Het Aardetype geeft de voorkeur aan de zure smaak en kiest daarom gemakkelijk voor voedingsmiddelen die bewaard zijn in azijn of melkzuur zoals augurken, zilveruitjes, zuurkool, enz. Ook zure sauzen weten ze te waarderen alsook yoghurt, karnemelk, citroen, pompelmoes en andere zure voedingsmiddelen. Het zijn goede groente-eters omwille van de hartelijke smaak. Ze eten vaak vetarm, weinig fruit en drinken kleine hoeveelheden. Het A-type zweet, zelfs in de zomer, weinig. Ze hebben meestal last van een droge stoelgang, dik bloed en een droge huid. Een L-A-type geeft de voorkeur aan een zoet-zure smaak.

 

Voedingspatroon aanpassen

Om het voedingspatroon voor iemand te bepalen of eventueel te verbeteren, is het nodig dat u de constitutie en het temperament bepaalt. Ga vooral de voorkeur van de smaak na en probeer aan de hand van zoveel mogelijke factoren (lichaamsbouw, gezichtsstructuur, stem- en taalgebruik, lichaamstaal, lichaamshouding en de persoonskwaliteiten) het temperament te bepalen. Vanuit deze gegevens neemt u een gesprek af (voedingsanamnese) en breng dit in verband met de problematiek van deze persoon. Het bestaande voedingspatroon zegt vaak veel over de persoon. In de natuurgeneeskunde werkt men steeds vanuit het contraria-principe, d.w.z. vanuit de tegenstellingen (zie Typologie). Iemand met té veel vuur heeft afkoeling nodig. De tegenstelling tussen warme (V) en koude voeding (W) is gemakkelijk te maken. Alle calorierijke voedingsmiddelen zijn warm en alle caloriearme voedingsmiddelen zijn koud. U herkent ze eveneens aan de hoeveelheid eiwit en vet en de hoeveelheid water. Alle waterrijke voedingsmiddelen (zie voedingsmiddelentabel) hebben een afkoelende werking. De tegenstelling tussen zuurstofrijke (L) en droge voeding (A) is moeilijk te maken. Er zijn weinig of geen voedingsmiddelen voor de horizontale as (L-A). Vandaar dat we het moeten stellen met warme en koude voeding.

Wie het temperament van de cliënt of de patiënt goed analyseert en zijn voedingspatroon kent, kan probleemloos vanuit zijn voedingskennis en de typologie de juiste voeding aanbevelen.